Geschiedenis van de beiaard van HoogstratenEerste klokken en voorslagOp 12 juli 1430 ging het kerkbestuur van de Sint-Catharinakerk een lening aan bij het gasthuis van 150 gouden Bergoendde Philippus Clinckarde om “die clocken mede op te helpen in den Torre”. We spreken hier nog van de oude Romaanse kerktoren. De zwaarste klok was de Catharinaklok (2000 kg). Ze werd in 1444 door de Mechelse klokkengieter Jan Zeelstman gegoten en maakte deel uit van de eerste voorslag. De burgemeestersrekeningen maken nergens melding van een beiaardklavier. Toch bestaat het vermoeden dat de klokken door middel van een klein klavier konden worden bespeeld aangezien de eerste “beiaard-meester” werd benoemd in 1521. Tijdens de Tweede WereldoorlogOp 13 oktober 1943 werden 2 klokken geroofd door de Duitsers, nl. de Sint-Jozefklok (930 kg) en de zondagsklok (1400 kg), beide gegoten door Severinus van Aerschot in 1892. De wederopbouwOp 22 juni 1945 werd voor Hoogstraten de historische beslissing genomen om kerk en toren terug te herstellen in hun oude glorie. Een beiaard als kroon op het werkTijdens de wederopbouw van de toren werd er al vlug gedacht aan het gieten van nieuwe luidklokken. In 1954 gebeurde de aanbesteding voor 2 exemplaren. De firma Michiels uit Doornik goot de Catharinaklok (slagtoon d1, 1823 kg.) en de Antoniusklok (slagtoon g1, 675 kg). Het was een droom van deken Lauwerys om de herbouwde toren te bekronen met een beiaard. Reeds in 1957 werd er actie ondernomen. De deken had contacten gelegd met de kerkfabriek van de kathedraal van Antwerpen. Het voorstel om de Hemonyklokken een nieuwe bestemming te geven in de toren van Hoogstraten (zusterkerk van de kathedraal van Antwerpen) werd in overweging genomen. Staf Nees werd gevraagd om deze kwestie te adviseren en in een brief van hem aan deken Lauwerys kunnen we het volgende lezen: Hoogstraten als nieuwe bestemming voor de Antwerpse kapittelbeiaardNa een overeenkomst tussen Antwerpen en Hoogstraten, stond het vast dat de Catharinatoren een instrument van uitzonderlijke waarde zou gaan herbergen: een Hemonybeiaard uit de zeventiende eeuw ! We richten ons even op de geschiedenis van dit instrument. Tot aan de Franse Revolutie werden er in de kathedraaltoren 2 beiaarden bespeeld, nl. de kapittelbeiaard of kerkbeiaard, en de stadsbeiaard die zich een verdieping hoger bevond. Beide instrumenten werden beurtelings bespeeld naargelang het stedelijk of kerkelijk karakter van de gelegenheid. Toen de stad Antwerpen in 1654 een beiaard bestelde bij Hemony, wilde de kerk niet onderdoen. Het kapittel bestelde dus ook een beiaard, maar deze werd een halve toon dieper (as) en dus zwaarder in gewicht. De 2 bekendste beiaardiers die deze beiaard bespeelden, waren Johannes en Amandus de Gruytters. In 1740 werd Johannes benoemd. Voordien was hij beiaardier te Nieuwpoort. Na de Franse overheersing raakte de kapittelbeiaard in verval. Dit had te maken met het feit dat de kerk over hoe langer hoe minder middelen beschikte. Toen in 1957 besloten werd om de kapittelbeiaard in ere te herstellen en over te brengen naar Hoogstraten, werden alle Hemonyklokken terug bij elkaar gebracht. MIJN STEM ZAL U DANKEN en ‘K LAAT HIER IN DE TOREN
Een toevoeging van Marcel Michiels Jr. Toen alle Hemonyklokken van de kapittelbeiaard terug verzameld waren, kwam men op een aantal van 24 (slagtoon e1 – chromatisch – cis 3). Zij werden overgebracht naar het atelier van Marcel Michiels te Doornik. Met de 2 luidklokken die Hoogstraten nog kon bemachtigen kwam het aantal op 26. Bij het herstemmen braken 2 klokjes. Het werk omvatte: Voor het gieten van de nieuwe discantklokjes werd uitsluitend gebruik gemaakt van Hemonybrons. Hiervoor werden de twee gebroken klokjes hersmolten. Ook een gebarsten Hemonyklok van de Sint-Pauluskerk werd aangekocht en hersmolten. Het automatisch speelwerkNa de voltooiing van de beiaard werd het instrument al vlug aangevuld met een automatisch speelwerk. De firma Leon Peters uit Wavre plaatste in 1961 een systeem met elektromagnetische hamers en een geperforeerde speelband. Dit speelwerk was echter geen lang leven beschoren. In 1985, ter gelegenheid van 25 jaar beiaard, werd er een nieuw automatisch spel geïnstalleerd door de firma Clock-o-matic (Cariomat). BeiaardiersDe eerste stadsbeiaardier was Staf Mertens (°1937). Hij was laureaat van de beiaardschool van Mechelen en werd opgeleid door Staf Nees. Staf Mertens oefende zijn taak gedurende 42 jaar uit, tot hij in 2002 met pensioen ging. Geplande restauratieOnder impuls van stadsbeiaardier Luc Dockx en het enthousiasme van de sterk groeiende Hoogstraatse beiaardvereniging, werd het stadsbestuur gewezen op de dringende noodzaak van een grondige restauratie. In oktober 2005 besliste het College van Burgemeester en Schepenen om de historische beiaard te restaureren. Tekst: Luc Dockx |
Categorie archieven: Torens
torens van vlaanderen database
Schepenhuis Herzele
Geschiedenis van de beiaard van HerzeleSchepenhuisDe oudst gekende baljuw van Herzele heette Raes Vierendeel, en werd vermeld in 1391. Het is echter niet duidelijk of er toen al sprake was van een echt gemeentehuis, laat staan een gebouw op de plaats waar het huidige gemeentehuis staat. Pas in 1947 werd het schepenhuis opnieuw eigendom van de gemeente (1). VoorgeschiedenisIn 1946 besliste de gemeenteraad om een beiaard te installeren. Het instrument zou een herinnering zijn aan een drievoudige viering: die van Jozef Matthijs die op dat ogenblik 50 jaar ononderbroken burgemeester was van Herzele, van pastoor-deken Simoens die dat jaar zijn gouden priesterjubileum vierde en van de koninklijke harmonie Sint-Cecilia die net 100 jaar bestond. Op het Sint-Barbarafeest van het jaar 1952 weerklonken de eerste tonen van het klokkenspel waarmee de kleine gemeente Herzele heel wat grotere Vlaamse entiteiten naar de muzikale kroon kon steken. In elke klok was het wapen van Herzele gegoten en in vier ervan de feestelijk geïnspireerde historiek.(2) Bouw van de beiaard en latere werkenBij de bouw van de beiaard werd geadviseerd door Ir.Van Esbroeck (Gent) en Ir. V. Van Geyseghem (Luik).4 Er liepen 2 offertes binnen, één in 1947 van firma Michiels en één in 1950 van firma L. & R. De Mette Gebroeders uit Aalst.(6) Het automatisch speelwerkAanvankelijk bestond het automatisch speelwerk uit een magnetische filmband waarbij het aandrijfmechanisme rechtsreeks verbonden was aan het beiaardklavier. Voor klavier en automatisch spel was er dus één enkel gecombineerd dradennet. – Maart 1973: op de bestaande magneten werd een nieuw trommelspeelwerk aangesloten. Beiaardiers1952 – 1973 Albert Dereu Tekst: Paul Hoste |
Belfort Herentals
Geschiedenis van de beiaard van HerentalsDe eerste Herentalse beiaard (1541 – 1551)Het is niet duidelijk wanneer de stad Herentals zijn eerste beiaard heeft aangekocht, maar wel zeker is dat dit instrument afkomstig is van de abdij van Tongerlo. Hoe dan ook, de plaatsing van de “voorslag” werd toevertrouwd aan een zekere Merten Hendrick van Turnhout. De Mariaklok, de aanvulling van de eerste beiaardIn eerder buitengewone omstandigheden kwam de stad Herentals in het bezit van zijn oudste klok. De militaire waarde van de garnizoenstad Herentals is nooit sterker tot uiting gekomen dan tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568 – 1648). Toen Herentals van midden oktober 1576 tot en met 17 juli 1584 ononderbroken tot de Orange-partij behoorde, hield een “Staatse” troepenmacht vanuit deze stad geheel de Kempen onder haar heerschappij. Het is begrijpelijk dat in deze situatie de klokken van de Sint-Waldetrudiskerk niet erg veilig waren. In 1582 werden door de Staatsgezinde magistraat zes van de elf klokken uit de toren verwijderd. De Regnault-klokkenGedurende hogergenoemde proces sloot de Herentalse stadsmagistraat op 23 november 1630 een contract met een rondreizende klokkengieter uit Lorreinen, Antoine Regnault, om 17 tot 21 klokken te hergieten (“eene clocke offt twee min offt meer onbegrepen”). Dat het werk aanvankelijk op één jaar gepland was blijkt duidelijk uit de bepalingen aangaande de uitbetaling van Regnaults loon (8). Niettenmin was dit werk pas in 1649 voltooid. Dit blijkt niet alleen uit de gedetailleerde uitgavenpost (9), maar ook uit de gietjaren op de klokken vermeld. De 18de eeuwse periode, en hoe Andreas-Jozef Vanden Gheyn net geen beiaard goot voor Herentals.In de loop van de 18de eeuw onderging het Herentalse klokkenspel weinig wijzigingen. Anthoni Bernaerdt goot in 1723 een nieuwe klok “tot den bijaert op den stadthuijsse”. Deze klokkengieter had in hetzelfde jaar ook voor Sint-Waldetrudiskerk een klok had vervaardigd. Over een eigenlijke hernieuwing van de stad was er in 1784 sprake geweest. Op 5 mei 1784 sloot de magistraat zelfs een contract met Andreas Jozef Vanden Gheyn om de bestaande beiaard te hergieten (12). Zo bleef alles bij het oude. Buiten enkele klokkenwijdingen, die achteraf een staartje kregen, grepen er tijdens geheel de 18de eeuw weinig sensationele gebeurtenissen in verband met de beiaard plaats. De Van Aerschodt-klokken en de beiaard tussen 1843 en 1955De toestand van de beiaard was na de summiere Franse plunderingen van “eenige” klokken (hoeveel er precies werden weggehaald kon niet worden uitgemaakt) er evenwel niet op vooruitgegaan. Niettemin sprak men eerste in 1843 opnieuw over een hernieuwing van de beiaard. Bij deze gang van zaken legden de Herentalsenaren zich evenwel niet neer. Aangezien de ingezeten van de stad “eenparig aendrongen om dit gedenkstuk te herstellen” werd een inschrijvingslijst geopend waarop 251 burgers en een aantal niet te bepalen onbekende ondertekenden. Op 4 september 1843 begon men de klokken van de oude beiaard naar beneden te laten en reeds op 30 maart 1844 kreeg men van de firma A.L.J. Van Aerschodt – Vanden Gheyn uit Leuven het bericht dat de klokken klaar waren. Het plaatsen van de klokken, trommel en klavier duurde nog één jaar. De 29 klokken die door de firma A.L.J. Van Aerschodt – Vanden Gheyn waren gegoten of hergoten werden bij de 6 overgebleven Regnault-klokken toegevoegd. Het resultaat was evenwel niet erg schitterend vermits de beiaardklokken, waarop het gietjaar 1843 staat vermeld, gegoten werden tijdens de vervalperiode van de klokgieterij. De nieuwe beiaard (1955 – 1965)Met dit kreupel tonenarsenaal moest de Herentalse beiaard functioneren tot 1955, toen de Herentalse stadsmagistraat besliste “de beiaard onzer stad opnieuw in goede staat te brengen”. Na de gebruikelijke administratieve sleur werden door de Nederlandse gieterij Petit & Fritsen (Aarle-Rixtel), volgens het plan van de ontwerper, Staf Nees, 43 volledig nieuwe klokken gegoten. De grote oorzaak van de laattijdige inhuldiging van deze nieuwe beiaard is het feit dat de toren van het stadhuis grondig diende verstevigd te worden. In zijn nieuwe samenstelling bleek de beiaard immers, hoewel relatief klein van gewicht, nog te zwaar voor de Herentalse belforttoren. Restauraties en vernieuwingen vanaf 1965Zoals eerder vermeld werd er begin jaren 1960 een nieuwe betonnen toren gebouwd binnenin de oude om deze te ondersteunen. Op elke verdieping werden eveneens betonnen vloeren aangebracht, ook in de beiaardkamer. De opening in het beton voor de klavierdraden werd echter niet ruim genoeg gemaakt zodat tuimelaarassen bovenop het klavier moesten voorzien worden, en dit spijtig genoeg ook voor de discant. Het effect laat zich raden, de bespeelbaarheid was zeer beperkt. In 1994 werd de eerste fase uitgevoerd van de restauratie van de belforttoren (buitenkant). Aangezien hiervoor de volledige lantaarn werd gedemonteerd, was dat de ideale gelegenheid om alle klokken te demonteren en te herstemmen, hetgeen werd uitgevoerd door de Nederlandse firma Eijsbouts op advies van de Nederlandse beiaardier-adviseur Arie Abbenes. In 1980 werd de beiaard door de Belgische firma Clock-o-Matic voorzien van een automatisch speelwerk, via een speelcomputer en electro-magnetische hamers. Stadsbeiaardiers te Herentals– vanaf 1718 tot 1729: Peeter Van Hove (brouwer en schepen van Herentals) – vanaf 1754 tot 1794: Joseph Eyckmans (gelegenheidsbeiaardier) – vanaf 1795 tot 1802: F.A. Putzeys (gelegenheidsbeiaardier) – geen bronvermeldingen tot 1847, met uitzondering van bespelingen in 1806 door koster Charles Martin – in 1847 bespelingen door Agustinus Versteylen en Louis Wittman (stadsbeiaardier van Mechelen van 1841 tot 1849) – vanaf 1847, geen vaste beiaardiers, maar er was wel iemand gelast om de “mechaniek van de toren” in regel te houden, met markantste figuur Alois Valkies van 1892 tot 1919 – tussen 1919 en 1960: gelegenheidsbeiaardiers: – tussen 1965 en 1985: Henri Beenen – vanaf 1986: Koen Van Assche
Tekst: drs Jan Goris en Koen Van Assche |
Sint-Quintinuskathedraal Hasselt
Geschiedenis van de beiaard van HasseltSint-QuintinuskathedraalIn de achtste eeuw werd aan de Helbeek, de kern van het oude Hasselt, een eerste primitieve kerk opgericht. Deze kerk groeide samen met de stad . Van voorslag tot beiaardDe oudst bewaarde inscriptie van een klok uit de Sint-Quintinustoren dateert van 1429. “Vocor maria et me fiere Aleydis de rykel Abba tissa de herckenroede per godefridum hyntum anno domini M CCCC XXIX” (abdis van Herkenrode Aleydis van Rijkel gaf opdracht aan Godefridum Hyntum de bijna 100-jarige Mariaklok te hergieten.) Het is opvallend in de stadsrekeningen dat de voorslag van de Sint-Quintinus meer aandacht kreeg dan die van de Lakenhalle. In 1515 betaalde het stadsbestuur Driesken de Wael om het hoerwerck op de toren te hijsen. Het kan hier gaan om een nieuw uurwerk of het kan ook zijn dat er een grote revisie aan het oude werd verricht. Een jaar later verschijnt de eerste vermelding van de gesellen of de beyermannen die speelen op die clocken. Het klokkenspel werd in de volgende jaren geleidelijk uitgebreid. Zo werd in 1518 de Mechelse klokkengieter Joris Waghevens naar Hasselt gehaald om een schel te hergieten. Ondertussen voerde Mertken Buskens naar Diest om daar schellen te halen die Jan Thoers en Jan van Peer in de Sint-Quintinustoren hingen. Het verlangen naar een beiaard werd groot. Beiaardier Loeden Hollants zag nog enkele onvolmaaktheden aan de beiaard. Om zich te bekwamen in de techniek van het stemmen trok hij in 1533 vijf dagen naar Luik. Zijn opgedane kennis resulteerde in het hergieten van acht schellen en een verzwaring tot 192 pond. Hiervoor liet het stadsbestuur Jan van Trier nog eens overkomen uit Aken. De nieuwe uurwerkmeester Lemmen (Lambrecht) Blaesen en smid Willem Voss voerden in 1548 bepaalde herstellingen uit aan de tractuur. In 1562 sloot de stad een overeenkomst met Hendrik van Trier uit Aken. Van Trier zou totten vuerslach van twee schellen gieten nemelicken Mi en Fa ende een ander Bimol met noch die cleyn schelle die wellighe onlanx met luyden geschuertt waes. Een trendwijziging liet vanaf 1600 de benaming timp tamp en trompeletten uit de archieven verdwijnen. Van deze eerste beiaard is niet veel bewaard gebleven. Toren en beiaard werden op korte tijd twee keer – in 1725 en in 1728 – door een blikseminslag getroffen. Moeizaam begin van de tweede beiaardDe stad bezat nog een aanzienlijke hoeveelheid brons en ook van de oorspronkelijke klokken bleef nog heel wat brons over. Daarmee zouden ze relatief goedkoop een nieuwe beiaard kunnen maken. Ook de pastoor P.G. Sigers (1682-1753) vond een nieuwe beiaard noodzakelijk. In 1731 werd de laatste klok gegoten en moesten drie muzikanten de beiaard keuren. Stadsbeiaardier Aurion zou dit doen, samen met J. de Trico, kanunnik en zangmeester van de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Maastricht en Noël Toussaint L’Evecque, beiaardier van de Sint-Lambertuskerk in Luik. Bernard ging opnieuw aan het werk, maar ook dit keer weer zonder succes. In 1732 werd de beiaard nog eens gekeurd door C. de Tiège, muziekmeester van de Sint-Pauluskathedraal in Luik en Philippe Joseph Marechal, beiaardier van de Sint-Jacobsabdij in Luik en hun oordeel was nog strenger: zij keurden 18 klokken af. Le Vache werd opnieuw gecontacteerd, maar uiteindelijk heeft hij geen werk verricht aan de Hasseltse beiaard. Hij was immers vertrokken naar Nijmegen om daar – zonder succes overigens – een beiaard te gieten. Tweede brand geeft nieuwe impulsEen tiental jaren bleef het stil rond de Hasseltse beiaard, tot op 16 mei 1751 de bliksem opnieuw insloeg op de toren. Voor de herstellingswerken moesten de klokken uit de toren gehaald worden en men vond hierin de gelegenheid om de beiaard nog eens te onderzoeken. De volgende dag al werd een overeenkomst gesloten met de jongere broer van Matthias: Andreas Joseph vanden Gheyn. Hij zou samen met zijn oom-cellebroeder Peter vanden Gheyn deze klus klaren. “Acta virum probant ad majorem Dei gloriam anno 1751 me et adhuc 27 camp. refudit et restantes correxit. Hasseleti Aetatis suae: ope mia. Andreas Jos. van den Gheyn Lovaniensis.” (Het werk looft de meester. Tot meerder eer en glorie van God heeft Andreas Josephus van den Ghein van Leuven, oud 24 jaar, mij met 27 andere hergoten en de overige verbeterd, te Hasselt 1751.) Deze beiaard werd – na het hergieten van één klok – in 1752 door T. Levèque, stadsbeiaardier Luik, en door Johannes de Decker, stadsbeiaardier van Diest, goedgekeurd. Stille periode in de 19de eeuwTijdens de Franse overheersing aan het einde van de 18de eeuw werden er twee luidklokken meegenomen. In 1804 en 1805 werden deze vervangen door de aankoop van één klok uit de commanderij van Alden Biezen en één uit de abdij van Herkenrode. Naar een volwaardige beiaard in de 20ste eeuwIn de loop van vorige eeuw werd de beiaard meerdere keren onder handen genomen. In 1922 kreeg de beiaard een grondig nazicht van Jef Denijn. In 1958 breidde François Sergeys uit Leuven de beiaard uit tot vier octaven (47 klokken) waarbij hij 8 Van den Gheynklokjes verving (slagtoon c4, cis4, d4, dis4, fis4, g4, gis4 en a4) door nieuwe en vijf extra klokjes goot. In 1971 werd besloten om de beiaard een bes0-toets te geven, door de klokkenreeks een hele toon te transponeren. De laatste grote restauratie en transformatie dateert van 1982 en werd uitgevoerd door de Koninklijke Eijsbouts uit Asten (Nl). De beiaard werd uit de toren gehaald en herstemd. Het automatisch speelwerkHet eerste automatisch speelwerk was een oud wielsysteem. Dit werkte waarschijnlijk niet al te goed en daarom werd er in 1528 een houten speeltrommel geïnstalleerd. In 1730 werd Jan De Hondt gecontacteerd, want hij werd op 14 maart 1730 betaald voor “vacatien en visitatie gedaen aen den carillion” en op 26 mei 1730 voor “gedaene diensten aen den carillion”. Na de blikseminslag van 1751 werd op 1 december 1751 een overeenkomst gesloten met Gilles De Beefe, uurwerkmaker uit Luik, voor de bouw van een nieuw uurwerk en speeltrommel. Het werd een springtrommel van 5 à 6000 pond. Sinds 1971 is deze trommel buiten werking gesteld. In dat jaar werd er door de firma Petit & Fritsen een automatisch bandspeelwerk geleverd. Ook dit wordt momenteel niet meer gebruikt. Het heeft een plaats in het beiaardmuseum gevonden. Overzicht stadsbeiaardiers1531-1553: Loeden HOLLANTS TriomfdichtenIn 1752 verscheen er een “triumphdicht over den nieuwen Carlejon” . Ook in 1897 verscheen een gedicht over de beiaard van Hasselt: ‘Le carillon de Hasselt’ van Emile Gielkens, uitgave J. Lebègue & Cie, Brussel 1897. BeiaardmuseumIn de toren van de Sint-Quintinuskathedraal is een beiaardmuseum ingericht. Dit werd geopend op 19 juni 1988. Er wordt aan de hand van dia’s en maquettes uitgelegd hoe een klok gemaakt wordt. Tekst en foto’s: Jan Verheyen |
Sint-Salvatorskerk Harelbeke
Geschiedenis van de beiaard van HarelbekeOorsprongDe geschiedenis van de Harelbeke gaat terug tot in de vroege middeleeuwen. Luidklokken in de Harelbeekse kapittelkerk.Sedert het jaar 1300 duiken er in de archieven van het Harelbeekse kapittel regelmatig vermeldingen op over het gebruik van klokken: Campanae, Campana major, Campanae majores en Campanarum pulsator. Van de oude klokken bleef niets bewaard. Ze werden vermoedelijk vernield tijdens torenbranden in 1452 en 1570. Vanaf 1600 moet de St.-Salvatorkerk meer dan één klok gehad hebben aangezien de kapittelrekeningen de betaling vermelden van klokkenluiders. Op 18 juni 1712 gaat de kapittelproost voor in de wijding van twee nieuwe luidklokken, gegoten door Ignatius De Cock te Heestert. De Dumery-beiaard.Na de voltooiing van de nieuwe kerk in 1773 keek het kapittel uit om de toren ook van een nieuw uurwerk met automatisch spel te voorzien. De Brugse klokgieter Joris Dumery, die voordien voor het kapittel reeds luidklokken had gegoten, liet weten dat er in St.-Martens-Lierde nabij Geraardsbergen een kleine beiaard van zijn hand te koop was. In december 1785 reisden twee kanunniken naar St.-Martenslierde en kochten er de 23 klokken samen met het torenuurwerk voor 900 florijnen. In 1786 kreeg Dumery de opdracht om de beiaard uit te breiden met zes zwaardere klokken. De constructie van het instrument en het automatisch speelwerk stond onder toezicht van Jean-Vincent Leblan, beiaardier te Rijsel. Daarbij moest hij plaats en verbindingen voorzien voor een verdere uitbreiding met vier klokken. Vanaf 1786 werd de post van beiaardier, “pulsator tintinnabuli” toegevoegd aan de rekeningen van het Harelbeekse kapittel. Op 1 augustus 1787 overleed beiaardgieter Joris Dumery. De nog te gieten klokken werden niet toegewezen aan diens zoon Willem, maar wellicht door toedoen van Leblan aan de Rijselse klokgieter Eustache-François Corsin . De 19e eeuwIn 1827 werd er voor de Sint-Salvatorkerk een nieuwe luidklok gegoten door Martin Drouot. Deze woog 5000 pond. Een tweede luidklok van 280 pond kwam er in 1857 en werd gegoten door Severinus Van Aerschodt uit Leuven. Ze draagt als opschrift : Deze klok Voorskomende van De Dumery-beiaard functioneerde tot in 1856. De beiaard werd vanaf 1838 bespeeld door koster-organist Pierre Vandeputte. De eerste Michiels-beiaard.Of de beiaard die Pastoor Ferrant beschreef nog bespeelbaar was valt te betwijfelen. In 1904 zou hij nog gewerkt hebben. Nadien moet er echter iets gebeurd zijn in de toren met desastreuze gevolgen voor de klokken. “33 klokken waarvan vele kapot zijn : stukken af aan de slagrand, kroon kapot of gebroken….De 10 laatste zijn echter dof en moeten hergoten worden. Vele andere zijn beschadigd, gebarsten, vals. De trommel bestaat nog, maar in twee stukken. De beiaard is gevallen, daarom zijn zoveel klokken stuk…. Marcel Michiels Jr. heeft de klokken, die dooreen lagen, aan de balken doen hangen om de tonen na te gaan.” Pas in 1924 werden er stappen ondernomen om het instrument te herstellen. Op zondag 18 december 1932 werd deze nieuwe beiaard feestelijk ingehuldigd door Jef Denyn. Leon Vandeghinste uit Kortrijk bespeelde voortaan het instrument en gaf jaarlijks 25 gewone en 6 buitengewone concerten. De oude Dumery-klokken werden niet hersmolten. Michiels gebruikte ze voor het construeren van een beiaard in “Oud België” op de wereldtentoonstelling te Brussel in 1935. Een klok uit 1737 belandde in de collectie van de Beiaardschool te Mechelen. De tweede Michiels-beiaard.Op 23 mei 1940 werd de toren opgeblazen en de beiaard kwam met de luidklokken onder het puin te liggen. De luidklokken hadden het meest geleden onder de val. De beiaard zelf kwam er vrijwel ongeschonden uit. Na de oorlog werd de toren weer opgebouwd met een barokke campanile. In 1956 werd het lastenboek opgesteld voor de herstelling van de beiaard. Het automatisch spel was uitgerust met elektrische hamers en functioneerde met kartonnen ponsbanden. Het was ontworpen en geplaatst door de firma Casteleyn uit Kuurne. In 1990 werd op de Harelbeekse beiaard een nieuw computergestuurd automatisch spel geïnstalleerd door Clock-O-Matic. De inhuldiging van de nieuwe beiaard vond plaats op zaterdag 17 september 1960. Na een plechtige openingszitting ten stadhuize liet Staf Nees het instrument voor de eerste maal klinken. Te Harelbeke werd hij in 1991 opgevolgd door Koen Cosaert en Stephanie Bruggeman. In dit jaar werd er gestart met de organisatie van zomerconcerten. Een werkgroep ‘beiaard’ werd in het leven geroepen, technisch ondersteund door de dienst Musea. De beiaardiers.– Le Blan: 1786 – ? Tekst en foto’s: Koen Cosaert |
Onze-Lieve-Vrouwebasiliek Halle
Geschiedenis van de beiaard van Halle
Algemene geschiedenisDe kerk werd gebouwd vanuit een devotie voor een miraculeus Mariabeeld, dat sinds 1267 binnen de muren van Halle was gebracht. In 1604 werd het boek Diva Virgo Hallensis in het Latijn uitgegeven door Moretus. De ruime, hooggotische kerk, begonnen in 1341, werd in 1467 in laatgotische stijl voltooid. De toren dateert uit de tweede helft van de 15de eeuw en had een gotische spits. Deze werd vernieuwd in 1616, en in 1775 vervangen door een barokke campanile in blauwe steen. Van voorslag naar beiaardDe oudste nog bestaande luid- en beiaardklok is de ‘kleine Maria’ uit 1390, gegoten door Daniël en Michiel De Leenknecht uit Harelbeke. “Indien u driemaal slagen hoort, volgt hier voor u het uur.” De Katharinaklok barstte in 1936 en hangt nu in het torenmuseum. In 1480, onder het bewind van Maria van Bourgondië, goot Walterus de luidklok ‘grote Maria’. Deze moest de bede-vaarders verwelkomen, en diende tevens als doodsklok.(2) Reeds in 1505 goot Georgius Waghevens tenminste vier klokjes, waarvan Anna en Henricus nog bewaard zijn gebleven. Hieruit kan men concluderen dat de beiaard einde 16de eeuw uit twee en een half octaven bestond.(8) In 1651 goot Peter IV Van den Gheyn (1607-1659) twee klokjes met toonhoogte d3 en gis3.(9) 18de eeuwIn de loop van de 18de eeuw werden enkele klokjes hergoten door verschillende gieters: in 1711 door Jordaen Smets uit Mechelen (fis3); in 1715 door Peter V Van den Gheyn (details niet gekend).(12) 19de eeuwOok Halle dreigde slachtoffer te worden van de klokkenroof tijdens de Franse Republiek. Michaux-beiaardIn 1920 kreeg Omer Michaux opdracht om de beiaard uit te breiden tot 44 klokken. De meeste historische exemplaren werden hergoten; tien (voornamelijk zwaardere) klokken bleven bewaard, waarvan acht voor de beiaard. Herstellingswerken werden wel uitgevoerd in 1930-31 aan het uurwerk en aan de tractuur van het automatisch spel. In 1931 schreef Karel De Mette een brief aan het stadsbestuur ter verbetering van de beiaard. Hij stelde voor om de dipositie f0-g0-a0-bes0 etc. een kwint hoger te verschuiven, zodat de basklokken ook gebruikt konden worden, omdat de beiaardiers de huidige dispositie niet gewoon waren en dus niet gebruikten. Sinds de inhuldiging van het instrument werd er nauwelijks of niet meer gespeeld. Het klavier was na 30 jaar grondig verwaarloosd; de verbindingen waren erg verroest of zelfs afgebroken. Sergeys-beiaardIn 1969 liet de nieuwe burgemeester een lastenboek maken, een aanbesteding uitschrijven en vervolgens de zeven ingekomen offertes keuren door zijn stadsarchitect en -ontvanger. Het oorspronkelijk lastenboek sprak van levering van 39 nieuwe beiaardklokken met overnamen van 35 oude klokken. In het lastenboek stond o.a.: “de drie zwaarste klokken zijn historisch en blijven in de toren: hieraan mag niet geraakt worden.” Naar hedendaagse normen is dit een historisch verantwoorde omschrijving, maar Gaston Van den Bergh dacht in muzikale termen en vond het onmogelijk om op zulke valse basis een goede beiaard te bouwen. Daarom koppelde hij de drie basklokken aan onder het gewone bereik van het klavier (klaviertonen f0-g0-a0), zoals het steeds geweest was. Uit de oude beiaard waren nog 36 Michauxklokken uit 1920. Bij het schoonmaken bleken de klokken een abnormaal hoog tingehalte te bevatten. Om toch iets van hem over te houden werden de zes zwaarste Michauxklokken behouden. In 1971 werden de plannen voltooid en in 1972-73 werden ze uitgevoerd. In 1996 werden verbeteringswerken aan de beiaard uitgevoerd door Luc Michiels. Het klavier werd gedemonteerd, herschilderd en teruggeplaatst en de tractuur werd opnieuw afgesteld. Automatisch speelwerkDe eerste voorslag weerklonk in 1518 en speelde elk kwartier.(20) TorenuurwerkHet uurwerk onderging in de 18de eeuw een grondige vernieuwing. CuriosaIn 1975 vond de inhuldiging plaats van het torenmuseum. Eerste verdieping torenmuseum: Pieter uit 1554, Henricus uit 1505, Anna uit 1505, Katharina uit de 14de eeuw, Jhesus uit 1552, gildeklok uit 1702, gegoten door Alexius Julien (Lotharingen/Lier). Tweede verdieping torenmuseum: Admiral uit 1563. Deze luidklok bevond zich tot 1975 in de lantaarn boven de beiaard en sloeg het halfuur; trommel uit de eerste helft van de 18de eeuw, vermoedelijk van Jan De Hondt; trommelspeelwerk met 4 verwisselbare trommels van Clock-o-matic uit 1973; uurwerk van E. Michiels, Mechelen · Beiaardiers van Halle· P. Rimbault: 1563 Noten1 Stadsarchief Halle, D. 422 Analyse beiaard door Horacantus, 25/10/1965: “Hoewel ongesigneerd en zonder jaartal, stellig van De Leenknecht, einde 14de eeuw” 2 Zie Remy JANSSENS in “Van madonnabeeld naar nieuwe beiaard” in brochure Beiaard stad Halle, 1973, z.p. 3 Marc & Karine VAN BETS-DECOSTER, De Mechelse klokkengieters, Mechelen, 1998, p. 126-128. 4 Zie lijst p. 13. Zie ook Gaston VAN DEN BERGH, “Historisch overzicht van de vroegere beiaarden te Halle” in brochure Beiaard Stad Halle, 1973. Hij maakt de vergelijking met ’s Hertogenbosch waar in 1505 veertien klokken werden aangeschaft. Andere bronnen: DESMONS, Les cloches de Tournai, 1905 p. 165; G. VAN DOORSLAER, Les van den Ghein, fondeurs de cloches, canons, sonnettes et mortiers à Malines, Antwerpen, 1910. 5 L. EVERAERT & Jean BOUCHERY, Histoire de la ville de Hal, Leuven 1879, p. 17 6 Marc & Karine VAN BETS-DECOSTER, op. cit., p. 126-134. 7 Malou HAINE en Nicolas MEEÙS, Dictionnaire des facteurs d’instruments de musique en Wallonie et à nos jours, uitg. Mardaga 1986, p.418-420. M. & K. VAN BETS-DECOSTER, op.cit. p. 131-133. 8 Zie lijst p. 13, naar het voorbeeld van Jean-Pierre FELIX, “À propos de Jehan, Théodore et Michel de Sany, carillonneurs à Bruxelles et Hal (XVIIe S.)” in Le Folklore Brabançon, nr. 201, 1974, p. 58, klokkenlijst G. Van den Bergh, volgens dewelke de beiaard toen eveneens een kwint omhoog transponeerde. 9 Marc & Karine VAN BETS-DECOSTER, op.cit. p. 133, 183. Het eerste klokje is vermoedelijk in privé-bezit. Het tweede klokje bevindt zich in het Stedelijk Museum Hof van Busleyden te Mechelen. Vermits het een gift was van Marcel Michiels uit Doornik, werd dit klokje vermoedelijk in 1894 vervangen door een Michielsklokje. Ook het andere klokje kan ditzelfde lot ondergaan hebben. 10 Marc & Karine VAN BETS-DECOSTER, op.cit., p. 133; Le Folklore Brabançon, nr. 201, p. 58: toonhoogte e3; volgens DESMONS, op. cit., zou deze toonhoogte fis3 zijn. Beiden vermelden zelfde diameter en gewicht. Het werd hergoten. 11 Marc & Karine VAN BETS-DECOSTER, op.cit. 1998, p. 134. 12 Remy JANSSENS, op.cit.; DESMONS, op. cit.: deze vermeldt ook nog Willem Witlockx einde 17de eeuw (f3, diam. 33cm, 25 kg); Andreas Van den Gheyn 1761 (dis3, diam 36,5 cm, 18,3 kg) en Andreas Van den Gheyn 1721 (e3, diam. 33,8 cm, 23,5 kg). Ze worden in geen andere bron vermeld, bovendien hebben ze dezelfde toonhoogte als die van resp. P. Van den Gheyn 1554, Jan De Clerck 1661 en P. van den Gheyn 1654. Vermits de beschrijving van deze laatste klokken in de 19de-20ste eeuw gebeurde, kunnen de 18de eeuwse klokken geen hergietingen zijn, maar waren ze vermoedelijk niet voor de beiaard bestemd. 13 F. DONNET, “Variétés campanaires, deuxième série” in Annales de l’Académie Royale d’Archéologie de Belgique, Antwerpen, 1909, p. 298-299 14 Vik WALRAVENS, “De beiaard van Halle” in De Brabantse Folklore nr. 207/208, 1975, p. 309-310 15 Gaston VAN DEN BERGH, ‘Hernieuwing van de beiaard op de basiliektoren te Halle’ in Bondsnieuws nr. 56-57, 1973, p. 1-10. Zie ook L. EVERAERT & Jean BOUCHERY, op.cit., p.17. 16 Georges VAN DOORSLAER en Prosper VERHEYDEN, Biographie Klokgieters en Beiaardiers, manuscript Koninklijke Beiaardschool Mechelen, z.j. 17 Gaston Van den Bergh kon nog enigszins begrip opbrengen voor Michaux, omdat zo kort na de oorlog er een grote aanvraag was naar vooral goedkope leveringen, zodat leveranciers wel verplicht waren hun toevlucht te nemen tot minderwaardige materialen. Zie Bondsnieuws nr. 56-57, 1973, p. 1-10 18 Stadsarchief Halle, beiaarddossier 19de-20ste eeuw, D. 422, brief gedateerd 22 mei 1931 19 Vik WALRAVENS, op.cit., p. 297 20 L. EVERAERT & J. BOUCHERY, op.cit., p. 17 21 Jean-Pierre FELIX, op. cit., p. 49, 52 22 Jean-Pierre FELIX, op. cit., p.52, 54 23 Jean-Pierre FELIX, op. cit., p.59 noot (26) 24 Jean-Pierre FELIX, op. cit., p. 56, noot (20) 25 Ibid.; Stadsarchief Halle, OSA Stadsrekeningen: nr. 48 (1731), f.° 114: “Au sieur Pauwels maître de chant de l’eglise et chapelle Notre Dame…” ; nr. 49 (1732), f.° 111: “A Jean Pauwels Carillonneur…”; Kerkrekeningen 73 (1736), f. 186 : “Sieur Pauwels maitre de la musicque”; Kerkrek. 76 (1743) f.125: “Sr Paelinck maitre de la musique…” Liesbeth Janssens |
Sint-Trudokerk Peer
Geschiedenis van de beiaard
1988-1992: idee wordt realiteit
Beiaardcomité
Het verhaal van de Peerse beiaard begint op 30 december 1988 met de oprichting van het Beiaardcomité ten huize van Hubert Hendrix. Ook Jaak Buntinx, Erik Vandevoort en Jan Wellens zijn als stichtende leden van deze feitelijke vereniging aanwezig op de vergadering. De doelstelling is om, in samenwerking met het Stadsbestuur en de parochie, een beiaard in de toren van de Sint-Trudokerk te installeren.
Het opnieuw verlenen van de titel ‘Stad’ aan Peer op 19 juli 1985 brengt volgens de initiatiefnemers van het Beiaardcomité verplichtingen met zich mee: op basis van de spreekwoorden ‘noblesse oblige’ en ‘kunst adelt’ beantwoordt de installatie van een beiaard aan deze verplichtingen. Een uitgebreide kosten-batenanalyse, geïnspireerd door het boek ‘Economische analyse van het verschijnsel Beiaard’ van de hand van Luc Rombouts, wordt besloten als volgt: ‘meer dan andere cultuurgoederen is de beiaard een collectief goed en een uiterst belangrijk element in de opbouw van een ecologisch verantwoord akoestisch milieu in het kader van de stadsherwaardering’.
Prijsoffertes
Reeds op 7 januari 1989 wordt een bezoek aan de kerktoren georganiseerd om de mogelijke locatie van de beiaard te onderzoeken. Aan dit bezoek nemen de leden van het Beiaardcomité en afgevaardigden van de firma Clock-o-Matic uit Herent deel. Een bezoek aan de kerktoren met klokkengieters van de Koninklijke Klokkengieterij Petit & Fritsen uit Aarle-Rixtel (Nederland) vindt plaats op 21 januari 1989. Begin maart 1989 wordt beiaardier Noël Reynders uit Sint-Truiden als adviseur aangesteld en komen de eerste informatieve prijsoffertes van Clock-o-Matic en Petit & Fritsen tot stand. In mei wordt eveneens een prijsofferte bij klokkengieterij Eijsbouts uit Asten aangevraagd.
Sponsoring
De vzw ‘De Beiaard’ wordt gesticht op 14 november 1989, met als voorzitter Jaak Buntinx, als ondervoorzitter Erik Vandevoort, als secretaris en afgevaardigd beheerder Hubert Hendrikx en als penningmeester Carl Deelkens. Het logo van de vereniging is van de hand van Bernard Keunen uit Hechtel-Eksel. Aangezien de vzw zelf 3 miljoen frank / 75.000 euro (dit is de helft van het voorziene budget van 6 miljoen frank / 150.000 euro, de andere helft wordt betoelaagd door het Stadsbestuur van Peer) bijeen dient te brengen, worden talrijke evenementen georganiseerd, huisbezoeken afgelegd en brieven naar bedrijven in en om Peer verstuurd om sponsorgelden te verkrijgen. De giften stromen gestaag toe en in november 1991 is het benodigde geld voor de installatie van de beiaard ingezameld. De streefdatum om de vieroctaafs beiaard in E (een zogenaamde ‘halfzware beiaard’) met 51 klokken in te huldigen wordt geprikt op de Torenfeesten van 10 mei 1992, het jaar van ‘Peer 625 jaar Stad’.
Op 15 oktober 1990 komt een overeenkomst tot stand tussen het Stadsbestuur van Peer, de Stichting Monumenten- en Landschapszorg te Brussel en de vzw ‘De Beiaard’, het Beiaardcomité. De Stichting zal als bouwheer van het project een beiaard installeren in de toren van de Peerse Sint-Trudokerk op basis van het bestek door ontwerper Noël Reynders.
Studies en adviezen wijzen uit dat van de reeds aanwezige drie luidklokken er één niet geschikt is om opgenomen te worden in de beiaard: de 1500 kg wegende Mariaklok, die in 1641 werd gegoten en het risico zou lopen om te barsten. Bovendien blijkt het onmogelijk om de onzuivere toonklank van deze historisch belangrijke klok nog te corrigeren. Deze klok zou tijdelijk uit de toren verwijderd worden en jarenlang een voorlopige plaats in het kerkschip krijgen.
1992: de beiaard hangt in de toren
Tentoonstelling
In de loop van 1991 besluit het Beiaardcomité om in te gaan op de offerte van de Koninklijke Klokkengieterij Petit & Fritsen. Op zes maanden tijd worden 49 nieuwe klokken gegoten en twee bestaande luidklokken uit 1952 herstemd. Van de in totaal 51 klokken in de beiaard fungeren de vijf zwaarste eveneens als luidklok. In het automatisch spel worden 39 klokken opgenomen. Het gieten van de drie grootste nieuwe klokken vindt plaats op 13 februari 1992. Enkele dagen later starten de werken in de kerktoren. De monumentale eikenhouten klokkenstoel blijft behouden. Op 10 april arriveren alle klokken, met een gezamenlijk gewicht van 7985 kg, in Peer.
Alvorens in de toren te worden opgehangen en in de klokkenstoel gemonteerd, worden de nieuwe klokken op 11 en 12 april 1992 tentoongesteld in Cultureel Centrum ’t Poorthuis en gewijd door deken Jan Kwanten. Ook de beiaardcabine, vervaardigd door Paul Smeets, en het beiaardklavier (Europese standaard) zijn te bezichtigen. Vanaf 13 april worden alle onderdelen van de beiaard met een kraan doorheen een opengemaakt galmgat in de kerktoren gehesen.
Postafstempeling
Op 10 mei 1992 wordt de beiaard plechtig ingehuldigd en officieel overgedragen aan de Stad Peer ter gelegenheid van de jaarlijks weerkerende Torenfeesten. Om 15.00 uur speelt Noël Reynders het instrument in, ’s avonds verzorgt Geert D’hollander, beiaardier van Antwerpen, Lier en Sint-Niklaas, het slotconcert van deze bijzondere dag. De Peerse Postzegelkring ‘De Toren’ bewerkstelligt een bijzondere dagafstempeling door De Post.
Moederuurwerk
Ter vervanging van het oude torenuurwerk koopt de parochie een computergestuurd moederuurwerk aan dat in de sacristie van de kerk wordt geïnstalleerd. Dit moederuurwerk staat ten dienste van het automatisch spel van de beiaard en bedient eveneens de luidklokken.
De feitelijke vereniging ‘Vrienden van de Beiaard’ wordt op 26 mei 1992 gesticht. Deze vereniging heeft als taken de werking van de beiaard te garanderen en haar leden zoveel mogelijk in kennis te stellen en te laten genieten van heel het beiaardgebeuren in Peer.
1993-1997: omkadering van de beiaard
Stadsbeiaardier
Een oefenklavier, vervaardigd door Jan Wellens, wordt ingehuldigd op 12 maart 1993. Het eerste Beiaardfeest vindt plaats onder de kerktoren op zaterdagavond 28 augustus 1993. Nog in 1993 wordt Erik Vandevoort officieel benoemd tot Peerse stadsbeiaardier. In 1996 behaalt hij na vier jaar studie het einddiploma van beiaardier aan de Koninklijke Beiaardschool ‘Jef Denyn’ te Mechelen.
Torenrestauratie
In 1995 worden restauratiewerken aan de kerktoren opgestart. Het Beiaardcomité ziet er nauwlettend op toe dat beschadigingen aan de beiaard vermeden worden.
Cd-opname
Op 10 april 1996 neemt Koen Van Assche een cd op met ‘Le Quattro Stagioni’ (ook bekend als ‘De Vier Jaargetijden’) van de Italiaanse barokcomponist Antonio Vivaldi.
Torenmuseum
In 1997 worden concrete plannen gesmeed omtrent de oude Mariaklok uit 1641, die niet werd opgenomen in de beiaard, uit de toren werd gehaald en sindsdien tentoongesteld wordt in het kerkschip. De Dienst Monumenten en Landschappen van de Vlaamse Gemeenschap staat negatief tegenover het voorstel om deze klok buiten de toren te plaatsen in een speciaal daarvoor op te richten open constructie. Het Beiaardcomité suggereert daarom een andere optie: de authentieke eikenhouten klokkenstoel, die in de weg staat voor de voorziene uitbreiding van de beiaard, verhuizen naar een lagere (de tweede) verdieping van de kerktoren en de Mariaklok opnieuw daarin hangen. Dit plan wordt uitgevoerd, zodat de Mariaklok, luidbaar via een zeel, en de klokkenstoel herenigd zijn.
Met de financiële hulp van het Stadsbestuur van Peer wordt het oude torenuurwerk uit 1875 gerestaureerd. Dit torenuurwerk is, samen met andere niet langer in dienst zijnde exemplaren uit de kerkdorpen Kleine-Brogel, Linde en Wijchmaal, op de tweede verdieping van de kerktoren geplaatst in het kader van het ‘Torenmuseum’
1997-1999: Uitbreiding en Amerikaans klavier
Vijf octaven
Het ideaal van het Beiaardcomité was reeds van bij de aanvang van het project de installatie van een zogenaamde ‘zware beiaard’ in C en met een omvang van vijf octaven. De voordelen hiervan zijn o.m. een warmere en meer sonore klank van de beiaard, de mogelijkheid om met andere muziekinstrumenten samen te spelen en een betere verhouding tussen het klokkengelui en de monumentaliteit van de kerktoren. Deze leent zich immers als geen ander tot de edele klank van zware basklokken. Toondichter Armand Preud’homme, geboren aan de voet van de kerktoren, bezong in zijn liederen zo vaak de ‘bronzen klokkengezangen, zwaar van rouw, hel van vreugd’, met in gedachten dit immense gebouw uit zijn geboortestad. Met het oog op de Mariale Feesten van 1997 wordt de uitbreiding van de beiaard vanaf 1995 concreet aangepakt.
Mater Dolorosa
De Koninklijke Klokkengieterij Petit & Fritsen wordt uitgekozen om 5 zware klokken en 8 discantklokjes te realiseren. De zwaarste klok, ‘Mater Dolorosa’ (3075 kg, toon Bes), wordt gegoten op 21 november 1997 en gewijd tijdens de eucharistieviering van zaterdag 31 januari 1998. Deze luid- en beiaardklok, een blijvende herinnering aan de 25-jaarlijkse Mariale Feesten van 1997, is dan de grootste in Limburg (omtrek van 5,20 m en diameter van 1,70 m) en produceert dus ook de laagste klokkentoon die op dat moment in de provincie te horen is.
Uitbreiding
In 1998 maakt het Beiaardcomité werk van de financiering van de andere nieuwe klokken en hun toebehoren ten bedrage van ruim 6 miljoen frank / 150.000 euro. Hiertoe worden opnieuw bedrijven en particulieren in Peer en wijde omgeving aangeschreven. Het Stadsbestuur voorziet een krediet van 3 miljoen frank / 75.000 euro in de begroting van 1998. Ook de kerkfabriek, de parochie en het Genootschap van Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën dragen hun steentje bij.
De 13 nieuwe klokken, met een totaal gewicht van 9.250 kg, worden tentoongesteld in Cultureel Centrum ’t Poorthuis tijdens het paasweekend van 1999. Op 15 mei 1999 speelt stadsbeiaardier Erik Vandevoort de uitgebreide beiaard, 64 klokken rijk en 17.235 kg zwaar, plechtig in. De Peerse beiaard is op dat ogenblik de beiaard met de grootste tessituur in België en heeft een lage Cis klok in de bas. De zwaarste klokken Si mol, Do, Re, Mi mol, Fa en Sol doen dienst als luidklok; de 2 klokken uit 1952 verliezen hun luidfunctie en zijn enkel nog in gebruik als beiaardklok.
Amerikaanse standaard
Het nieuwe vijf-octaafs beiaardklavier is een zogenaamd Amerikaans klavier, uniek in België. De belangrijkste verschillen ten opzichte van de Europese standaard zijn de ruimere afstanden tussen de stokken en de pedaaltoetsen, de grotere afstand tussen de manuaaltoetsen onderling, de langere hefboom van de toetsen en de horizontale ligging van het pedaal ten opzichte van het manuaal. De beslissing wordt gemotiveerd door de ergonomie van dit type klavier: nl. met een rechte rug achter het klavier kunnen zitten en de langere hefboomwerking die speeltechnisch voordeel biedt op het extreem boventoonrijke en dynamisch zeer gevoelige klokkentype van Petit & Fritsen. De dynamiek is beter beheersbaar met een langere hefboom. Tevens wordt er een nieuwe beiaardautomaat geïnstalleerd, eveneens van de hand van de firma Petit & Fritsen.
2000-…: de toekomst is verzekerd
Jubileum
Op 15 juli 2001 vindt de viering van het tienjarig jubileum van de beiaard plaats.
Oefenklavier
Voor didactische doeleinden koopt het Beiaardcomité op 31 januari 2002 bij Clock-o-Matic, inmiddels gevestigd in Holsbeek, een vijfoctaafs oefenklavier (Amerikaanse standaard) aan. Eerder hadden Jan Wellens en Erik Vandevoort elk zelf een oefenklavier (vieroctaafs en Europese standaard) gebouwd, maar deze instrumenten zijn te verschillend van het nieuwe beiaardklavier (vijfoctaafs en Amerikaanse standaard) in de kerktoren.
Beiaardklas
Enkele maanden later, op 30 mei 2002, volgt de oprichting van de beiaardklas in Peer als afdeling van de Koninklijke Beiaardschool ‘Jef Denyn’ te Mechelen. Tijdens het eerste schooljaar, 2002-2003, geeft Erik Vandevoort les aan vier leerlingen op het oefenklavier, dat eind 2003 geplaatst wordt in een ruimte in het geboortehuis van Armand Preud’homme, dat tevens onderdak biedt aan een museum gewijd aan de toondichter en aan het heemkundig museum ‘Dulle Griet’.
Samenspel
Vanaf 2007, het zestiende beiaardseizoen, krijgen de wekelijkse zomerconcerten een nieuwe dimensie. Naast soloconcerten door de stadsbeiaardier of een gastbeiaardier wordt op regelmatige basis samenspel van de beiaard met andere instrumenten (piano, keyboard, klarinet, gitaar, dwarsfluit, viool, cello, zang, enz.) georganiseerd. Hiermee draagt Peer een belangrijk steentje bij tot de promotie van de “Beiaard Plus”-concerten.
Eveneens wordt de vergrote beiaardcabine uitgerust met de nodige apparatuur (microfoons, camera’s, video- en audio mengpaneel) om de concerten op te nemen (klank en beeld) en uit te zenden op een of meerdere schermen op de begane grond.
Luisterplaats
De luisterplaats, tot dan ingericht op de binnenkoer van het postkantoor, verhuist naar een niet langer voor horeca bestemd terras van taverne ’t Torenhuis aan de Noordervest. Voor ieder concert wordt op die plaats een videoscherm geïnstalleerd zodat men er niet alleen optimaal de beiaard (eventueel in combinatie met andere instrumenten) kan beluisteren, maar eveneens de gebeurtenissen in de beiaardcabine, 35 meter hoger, kan aanschouwen.
Beiaardcomité
Tijdens een feestelijke samenkomst op 16 oktober 2009 in het Parochiecentrum van Peer werden Jaak Buntinx, afscheidnemend voorzitter van het Beiaardcomité, en Hubert Hendrix, afscheidnemend secretaris, gehuldigd. Schepen van Cultuur Steven Matheï benadrukte in zijn toespraak de pioniersrol die beiden vervulden in de realisatie van de beiaard in Peer. Na meer dan 20 jaar van onbaatzuchtige inzet beslisten Jaak en Hubert om een wissel door te voeren in het bestuur. Beiden blijven adviserend aanwezig bij de samenkomsten van het Beiaardcomité, dat voortaan onder het voorzitterschap van Marc Desair zal vergaderen. Lucie Weltens neemt de taak van secretaris voor haar rekening en Paul Vossen is schatbewaarder.
Een technische ploeg o.l.v. de beiaardier zorgt voor de visualisatie en de digitale opnames van de concerten. Erik Vandevoort kan hiervoor rekenen op Coen Decraene, Geert Deroo, Alexander Dreesen, Peter Pholien, Paul Vanderstukken en Wouter Vandevoort. Rob Ramakers verzorgt de website.
Klokken in Peer
Vroegere klokken
In het boek “Geschiedenis van Peer” van J. Stinissen vinden we volgende gegevens over de torenklokken van Peer. In 1596 was er sprake van “de nieuwe klok” die herhangen werd door Reyner van Brogel. Vermoedelijk was dit de tiendenklok. Een nieuwe klok werd gedoopt in 1606, dit was de noenclock of angelusklok. In 1612 werd een nieuwe grote klok opgehangen, deze klok werd “de beede clock” genoemd. Ze had een diameter van 5,5 voet, een hoogte van 6 voet en een gewicht van 6000 à 7000 pond. Ze werd vernield in 1663.
De Mariaklok uit 1641
In 1641 werd de vermaarde Mariaklok gegoten. Deze klok, de vijfde die in de toren kwam te hangen, draagt als tekst:
“S. MARIA VOCOR LAUDO DEUM VERUM VOCO PLEBUM CONGREGO CLERUM DEFUNCTOS PLORO FUGO PESTEM FESTA DECORO – RENE MILOT, ANTOINE REGNAULT, JEAN BROCHARD M’ONT FAICT A PEER ANNO 1641”.
In vertaling: “Mijn naam is Maria, ik loof de ware God, ik roep het volk op, ik verzamel de clerus, ik beween de overledenen, ik verjaag de pest, ik luister feesten op. In 1641 hebben René Milot, Antoine Regnault en Jean Brochard mij gemaakt te Peer.” De Mariaklok bevat enkele belangrijke ornamenten: een medaillon met de Heilige Maagd; een monogram met de letters I.H.S.; een calvarie gevormd door strookjes borduurwerk; een aantal salieblaadjes werden op de klok gelegd en vervulden bezwerende functie tegen de pest.
Klokken komen, klokken gaan
Eén van de twee oudste klokken, waarschijnlijk de angelusklok, werd in 1770 hergoten. Vanwege de Franse Revolutie werden in 1799 vier van de vijf klokken in de toren opgevorderd. Enkel de uurklok mocht blijven hangen. De bevolking van Peer verkoos echter de Mariaklok uit 1641 te behouden. Twee van de vijf klokken, waaronder de uurklok, werden zeker meegenomen door de Franse bezetter; het lot van de twee andere klokken is onbekend.
In 1819 goot Andreas van den Gheyn uit Leuven twee nieuwe klokken voor Peer, de Sint-Trudoklok en de Sint-Lambertusklok. De Sint-Trudoklok woog 900 kg en had als opschrift:
“FUDIT LOVANII ANDREAS VAN DEN GHEYN ME FECIT 1819 PATRONUS S TRUDO, CONF. PATRINI J.B. VAN DE CRUYS ET M.E. LOOS PEERENSIUM PASTOR P.L. WILSENS ANNO 1819”.
De Sint-Lambertusklok woog 600 kg en had als opschrift:
“FUDIT LOVANII ANDREAS VAN DEN GHEYN ME FECIT 1819 PATRONUS S LAMBERTUS M. PATRINI: J: JANS M.D. ET M:C: MEURS CONIUGES ANNO 1819”.
In 1943 werden deze twee klokken weggehaald door de Duitse bezetter. De Mariaklok uit 1641 bleef hangen.
De nog in de toren aanwezige klokken
In 1952 goot de firma Petit & Fritsen uit Aarle-Rixtel (Nederland) twee nieuwe klokken ter vervanging van de in 1943 weggehaalde exemplaren: de Sint-Trudoklok (1160 kg) en de angelusklok (800 kg).
Deze klokken werden in 1992 geïntegreerd in de beiaard. Hun opschriften zijn terug te vinden in het overzicht van alle beiaardklokken.
Tekst: Rob Ramakers
Norbertijnenabdij Postel
Geschiedenis van de beiaard
In de Noorderkempen, te midden van de bossen, ligt de Norbertijnenabdij van Postel. De monniken van de abdij van Floreffe stichtten in 1138 de Priorij van Postel. In de 14e en 16de eeuw kende de abdij vaak woelige tijden ten gevolge van oorlogen (o.a. Brabantse Successieoorlog, Gelderse Oorlogen, Geuzen, …). Uiteindelijk werd Postel in 1613 een proosdij en in 1618 een zelfstandige abdij, met als eerste abt Rombout (Rumoldus) Colibrant, die ook aan de basis ligt van de Postelse beiaardgeschiedenis.
Een beiaard in de 17de eeuw?
Colibrant heeft (eerst als proost, daarna als abt) heel wat bouwwerken verricht aan de abdijgebouwen. In 1610 laat hij een bijzonder sierlijke belforttoren in renaissancestijl optrekken. Wellicht was deze toren als uitkijktoren bedoeld, maar zeker is dat er een uurwerk moest inkomen dat verbonden zou worden met een klokkenspel. Tot op heden wordt deze toren (die niet te verwarren is met de uit 1769 daterende toren van de abdij- of Sint-Niklaaskerk) dan ook de beiaardtoren genoemd. Hij is 35 m hoog, omzoomd met grijze hard- en gele mergelstenen waarop verschillende figuren zijn gestoken en eindigt in een open octogone lantaarn waarin de huidige beiaard is opgehangen.
Volgens Eduard Grégoir werd er in 1627 een klokkenspel, samengesteld uit 30 klokken, in de toren opgehangen. Van Doorslaer meent dat het hier wellicht om een vergissing gaat en verwijst hierbij naar twee klokken uit 1672 die (in 1939) nog in de toren hingen. Op één van de klokken stond het opschrift Joannes Lefever heeft me ghegoten ’t Antwerpen . Er is volgens Van Doorslaer mogelijks een verwarring tussen 1627 en 1672. Toch is het anderzijds volgens hem niet uitgesloten dat er voor 1627 al een voorslag was. Hij verwijst hiervoor naar een klok uit 1597 waarop het wapenschild van abt Colibrant staat. Jef Rottiers spreekt in zijn boek Beiaarden in België ook van 30 klokken in 1630 en voegt eraan toe “naar de toen heersende mode om meer het oog dan het oor te voldoen was de opstelling kringvormig”. Op welke bron hij deze uitspraak baseert wordt niet vermeld. In Molenijzer, het tijdschrift van de abdij, getuigt abt Gregorius Waterschoot dan weer in 1948 “we hebben hier nog een oude gebarsten klok (1672) van 80kg die enige jaren geleden nog als uurslag dienst deed. Ook een kleinere van 20kg (1627). Deze laatste heeft klaarblijkelijk niet tot de beiaard behoord want ze heeft geen klepel”
Hoe dan ook ontbreken documenten die het bestaan van een beiaard met 30 klokken in de 17de eeuw ontegensprekelijk kunnen staven. Zeker is wel dat de toren in 1610 bestemd was voor een klokkenspel en dat de naam beiaardtoren al vanaf de bouw ervan kan gebruikt geweest zijn.
De beiaard van Alexius Julien
In 1723/1724 giet Alexius Julien uit Lier een nieuwe reeks klokken (al dan niet ter vervanging van de bestaande beiaard). Verschillende bronnen, die mekaar citeren, spreken van 24 klokken, maar volgens de gegevens van abt Waterschoot betrof het 25 klokken. Hij baseert zich hiervoor op de 25 gaten die in de torenvloer zichtbaar zijn langs waar de draden liepen die het klavier met de klokken verbonden. Ook het vermolmde 18de eeuwse klavier dat momenteel nog op een tussenzolder staat, heeft 25 toetsen. Uit de toestand van het klavier meende Waterschoot ook te mogen afleiden dat de beiaard “zelden of nooit bespeeld werd”. Maar er was in ieder geval een handklavier aanwezig dat verbonden was met de Julien-klokken.
Het aantal van 25 klokken wordt ook bevestigd in de interessante correspondentie tussen pater F.G. Thijs van de Postelse abdij en een niet nader genoemde collega uit de abdij van Averbode. De briefwisseling, die wegens het belang ervan als bijlage wordt opgenomen, dateert van eind 18de eeuw en gaat over het versteken van aria’s op de speeltrommel, waarvoor F.G.Thijs verantwoordelijk was. Hij schrijft: “onzen Beyaert Postel heeft maer deze 25 klokken”. Maar toch was het automatisch speelwerk indrukwekkend: de trommel had 77 hamers (gaande van 2 tot 4 per klok) en 63 clavieren (= lichters). Het aantal trommelmaten bedroeg (vermoedelijk) 102 maten als we afgaan op de verdeling die Thijs aangeeft (63 voor het uur, 29 voor het half uur, 3 voor elk kwartier en “drij sesthienden deelen minder als een maet” voor de halve kwartieren. Of de trommel ook door Julien werd gegoten is niet geweten, maar het lijkt zeker niet uitgesloten.
De Franse revolutie
Aan het einde van de 18de eeuw haalden de paters van Postel, uit vrees voor de oprukkende Franse soldaten, de klokken uit de beiaardtoren en begroeven ze onder de aarde bij Hendrik van den Broeck op de Weebosch, onder Bergeijk, gelegen tussen Postel en Eindhoven. In 1836 werden deze klokken verkocht aan Helmond in Nederland door de bemiddeling van Joannes Beugels die, nadat hij uit Postel was gevlucht voor de Fransen, in 1793 als rector van de Latijnse school in Helmond was aangesteld. Hij regelde de verkoop via de firma Petit die afstammelingen zijn van Alexius Julien. Momenteel maken nog zeven Julien-klokken deel uit van de beiaard die is opgehangen in de St. Lambertuskerk (eertijds een parochie van de Norbertijnen van Postel).
De beiaard van Marcel Michiels jr.
Naar aanleiding van het achtste eeuwfeest van de stichting van de abdij en het eerste eeuwfeest van de terugkeer na de Franse revolutie, nam de toenmalige prior en latere abt Gregorius Waterschoot in 1947 het initiatief om een nieuwe beiaard te installeren. Deze beiaard werd geschonken door de gemeente Mol en de vrienden van de abdij.
Marcel Michiels Jr. uit Doornik goot een reeks van 40 klokken (c2-d2-e2—f5). De zwaarste klok woog ca. 300kg. Het klavier was een stokkenklavier met houten kader en ijzeren omsluiting en werd gemaakt door uurwerkmaker Somers uit Mechelen.
Het mechanisch spel werd in 1948 ook door de firma Somers geïnstalleerd; de trommel bevond zich achter de speeltafel. Het betrof een trommel van 600kg, verbonden met een gewicht van 92kg (bediend door een electrische motor) met een doorsnede van ongeveer 1,10m. Er waren 120 maten en 60 lichters, wat in totaal dus 7200 trommelgaten oplevert.
De 30 grootste klokken (c2-g4) waren verbonden met de trommel. Sommige klokken waren van 2 of 3 hamers voorzien en bovendien waren er op sommige klokken nog reserve-hamers. Frans Vos, voormalig beiaardier van de abdij, vertelde mij dat het een springtrommel was (cf. Joltrain-trommel in Lier), maar dit heb ik nog niet kunnen verifiëren (de trommel werd in 1988 verwijderd. Cf.infra).
De trommel werd een eerste maal verstoken door Staf Nees zelf op 23 juli 1948.
In Molenijzer vertelt Gr. Waterschoot dat hij hiervoor “937 pinnen in de trommel plaats (…) de melodieën zijn allen uit de de beiaardcantate” (cf. infra).
In een voorstel tot restauratie en vernieuwing van de beiaard van Postel in 1988, staat over dit automatisch speelwerk van Somers: “Alle toonstiften zijn door veelvuldig gebruik afgesleten, de tractuur en de lichters werken onevenwichtig en zijn eveneens versleten. Dit spel gaf nooit voldoening; het liep onevenwichtig, het is een slechte mechanische constructie”.
De Michielsbeiaard werd ingespeeld op 14 september 1947 door Staf Nees en door Gregorius Waterschoot, prior en organist van de abdij en leerling der Mechelse beiaardschool.
Staf Nees componeerde een Beiaardcantate n.a.v. “het 800-jarig bestaan van de abdij en het eeuwfeest van de wederkomst van de Norbertijnen te Postel”. De inhuldiging van de nieuwe beiaard vormde een onderdeel van deze feestelijkheden. De Beiaardcantate was op tekst van E.v.d. Berg o.praem, pastoor van Postel. Het is niet meteen grote poëzie, maar het geeft wel de typische sfeer weer van de Kempen, de geschiedenis van de abdij en de verwachtingen t.o.v. de nieuwe beiaard.
Het refrein geeft dit mooi weer:
Waar de bossen eeuwig zingen, waar de hei de hemel raakt, waar de Neetjes stil ontspringen waar de beiaardtoren waakt.
De Beiaardcantate is geschreven voor drie mannenstemmen en kinderkoor (knapen) met pianobegeleiding (of klein instrumentaal ensemble?). Bij de uitvoerders waren o.m. een koor samengesteld uit paters van de abdij en het knapenkoor van Bergeijk. Uit de partituur blijkt dat voor het slotkoor Heden moeten bronzen monden onze dankbaarheid verkonden , een intermezzo voor beiaard voorzien was. Of het hier een uitgeschreven partituur betrof, is niet duidelijk; het lijkt aannemelijk dat Staf Nees zelf een improvisatie speelde, als inleiding op het slotkoor.
Tot op de dag van vandaag speelt de automaat op de ‘gewone dagen’ nog vier uitreksels uit deze beiaardcantate. In 1947 werd de beiaardcantate ook opgenomen. Wellicht is deze grammofoonplaat nog ergens terug te vinden?
In Molenijzer van juli 1948 lezen we: “Het oude beiaardklavier van voor de Franse revolutie heeft een net plaatsje in het zeer propere archief-lokaal. – Intussen speelt Mhr. De Prior (= Gr. Waterschoot) op het nieuw oefenklavier. Het ding doet het reuze. Mannen van het vak roepen er over.”
De beiaard van Michiels / Eijsbouts
In 1969 werd de beiaard onder impuls van Frans Vos uitgebreid door Eijsbouts met zeven nieuwe discantklokjes (fis5-c6). In 1988 ging men over tot een grondige restauratie van de torenspits en van de beiaard. Eijsbouts goot een bes1 (Petrus) en een es2 (Gregorius) waardoor het totaal aantal klokken op 49 kwam. Bovendien werden elf discantklokjes van Michiels “omwille van de slechte stemming, vooral qua prime” hergoten (g4-f5). Alle 49 klokken werden gestemd in de gelijkzwevende stemming met diapason 435 Hz waarbij werd rekening gehouden met het typisch Michielskarakter. Ook moest de klokkenstoel en de tractuur, speelklepels etc. die volledig onderkomen waren, volledig vernieuwd worden. Het klavier van Somers werd vervangen door een nieuw klavier “volgens de normen en maten die in een overeenkomst werden bepaald te Leuven (…) op 07.10.83 tussen de Adviescommissie van de Belgische Beiaardiersgilde, de Nederlandse Klokkenspelvereniging en de Deense Gilde van beiaardiers”.
Het uurwerk was nog grotendeels 17de eeuws en stond een verdieping lager, maar was “zo primitief gemaakt dat restauratie ervan geweigerd werd bij de plaatsing van de trommel in 1948” . Eén en ander betekende dat het uurwerk en de trommel “die geen historische waarde heeft” werden vervangen door electronische apparaten. De restanten van het oude uurwerk, het oude Somersklavier en het 17de eeuwse klavier staan nu nog op een tussenverdieping in de beiaardtoren, maar de trommel werd, jammer genoeg, in stukken gezaagd en als schroot verkocht. Een computerspeelwerk bedient nu de 37 zwaarste klokken.
De beiaard van Postel wordt enkel sporadisch bespeeld en heeft, na Frans Vos, geen vaste titularis meer gehad. Nochtans vormt de abdij een uniek kader voor luisteraars (o.a. de binnenkoer met zicht op de bevallige beiaardtoren). De weinige bespelingen en concerten die er doorgaan worden door pater Ivo Billiaert in samenwerking met het beiaardcomité van Mol (waarvan Postel een gehucht is) geörganiseerd.
Bij gelegenheid van de viering van het 850-jarig bestaan van de Norbertijnenabdij Postel, nam Frans Vos een CD op met de beiaard van Postel en Mol. Hierop staat o.a. een bewerking van het slotkoor uit de beiaardcantate van Staf Nees.
Tekst: Carl Van Eyndhoven
Sint-Gorikskerk Haaltert
Geschiedenis van de beiaard van HaaltertOorsprongDe kerk werd gesticht in 1046 door het kapittel van de Sint-Maartenskerk te Aalst. Er is weinig bekend van het klokkenbestand vóór 1869. Er is sprake van een klok in 1621 (“betaelt aen Arent Wauters in het ophangen van de clocke 3 pond 17 schellingen”). In 1664 waren er twee klokken. We kunnen aannemen dat er in de oude kerk drie klokken waren, gegoten door James Bastien. LuidklokkenDoor de brand van 9 februari 1869 werd de kerk totaal verwoest. Ook de luidklokken moesten er aan geloven. Pastoor Desiderius Van Gansbeke (° 1827-1882) schrijft in het Liber Memorialis 1869: Het schoon geluid van drij klokken is vernield geworden. Van het inwendige der kerk heeft men niets kunnen redden dan den kruisweg, de kleederen, de communiebank en eenen biechtstoel, al het andere is de prooi der vlammen geworden. […] De kerk was geassureerd in de Assurantiecompagnie generaal voor de somme van vijftig duizend franken /50.000/. Waarover maar prijzing zij betaald heeft zeven en dertig duizend honderd frank 37.100….1 Tijdens de opbouw van de nieuwe kerk werd een rapport opgemaakt betreffende het plaatsen van nieuwe klokken in de toren. Op 2 mei 1875 werd een uitvoerige beschrijving van de klokkenstoel goedgekeurd door het bureel der kerkmeesters. De stadsweger van Leuven bepaalde de gewichten als volgt: de brokstukken van de grootste klok (1.532 kg) brachten na zuivering1.409 kg op, de brokstukken van de middenklok (675kg) 555 kg en de brokstukken van de kleinste klok (520 kg) 358 kg. Ze werden in 1876 door Severinus van Aerschodt (1819-1885) hergoten en wogen respectievelijk 1899 kg, 1194 kg en 834 kg. Ze waren toegewijd aan Onze Lieve Vrouw, de H. Laurentius en de H. Gaugericus. Met alle toebehoren kostten de nieuw gegoten klokken 9842,60 BEF of 243,99 euro. In die tijd betaalde men voor klokkenbrons 3,8 BEF per kg of 0,095 euro. In 1905 barstte de kleine klok. Ze werd hergoten in 1906 door Felix Van Aerschodt (1870-1943), zoon van Severinus. Hiervan is de correspondentie bewaard gebleven. Uit deze brieven blijkt dat de kostprijs voor het hergieten van de klok, met toebehoren in totaal 1233.04 BEF of 30,8 euro bedroeg. KlokkenroofOp grond van de verordening nr. 92 van 19 december 1942, betreffende het aanmelden van metalen voorwerpen in België en Noord – Frankrijk, werden de drie luidklokken uit de toren gehaald in 1943. Op 8 november werd de laatste klok – de kleine klok – 860 k. door de Duitschers weggevoerd. In de plaats werd een klein klokje – van elders ook ontvoerd- waarschijnlijk uit Erondegem aangeboden, maar radikaal door den E.H. Pastoor ( Pastoor Bueckens) geweigerd, niet tegenstaande de bedreiging van de commandatuur van Aalst. Liever geen klok dan een gestolene.3
|
Sint-Servaasbasiliek Grimbergen
Geschiedenis van de beiaard van GrimbergenOorsprongDe Norbertijnenabdij van Grimbergen heeft tot vandaag invloed gehad op de ontwikkeling van de gemeente Grimbergen. Uit documenten blijkt dat al heel vroeg het abdijdomein omvangrijk was en verspreid lag over een relatief groot gebied. Dankzij nieuwe schenkingen, ook van de kleine landadel, groeiden haar bezittingen en werd de opdracht van de abdij steeds groter. (1) Bijna alle Norbertijnenabdijen beschikten over een beiaard: ’t Park te Heverlee, Averbode, St. Michiels te Antwerpen, Tongerlo, Postel en Grimbergen. Men kan deze orde dus beschouwen als propagandisten van de beiaard. 17de eeuwEen gravure van Sanderus uit 1659 toont de abdij met een toren die veel hoger reikt dan de huidige met een uurwerk en een lantaarntorentje voor klokken. Van een eerste beiaard van Grimbergen is alleen bekend dat de klokken ervan 6.521 pond brons opleverden. De huidige abdijkerk werd tussen 1660 en 1725 gebouwd. Wanneer men de wenteltrap van de toren beklimt, bemerkt men op 15 m hoogte een steen met het jaartal 1664. Vijftien meter hoger vinden we een tweede steen met het jaartal 1668. (2) 18de eeuwPrelaat Aug. Van Eeckhout sloot op 2 december 1715 een contract af met Guillelmus Witlockx over de verkoop van den byaert t’synen huyse hangende, beginnende in Csolfaut en eynende in Dlasolre. Het clauwier met de cleppen was in de prijs begrepen. (3) De beiaard bestond uit 37 klokken en woog 9.147 pond. Witlockx nam de klokspijs van de oude beiaard (6.521 pond) over tegen 12 stuivers per pond. Op 27 april 1716 klonk de nieuwe beiaard voor de eerste maal naar aanleiding van de geboorte van de Oostenrijkse prins Leopold-Johannes. (4) Op 8 mei 1718 wijdde Prelaat Van Eeckhout nog drie klokken, toegewijd aan de Heilige Eucharistie, de Heilige Doodstrijd, en de Onbevlekte Maagd Maria. De gieter hiervan is niet gekend. In 1728 kregen de gebroeders Nikolaas en Jozef Chevresons uit Lotharingen opdracht voor zes klokken, die gegoten werden in de kloostertuin van de abdij, kort bij de toren. Vier van deze klokken waren luidklokken, die tevens deel uitmaakten van de beiaard en respectievelijk 3.300, 2.200, 1.800 en 950 pond wogen. Op 1 juni 1749 werden nog twee klokken gegoten door gieter L. Franquin. Een van deze klokken was bestemd voor de toren en was toegewijd aan St. Martinus. In 1756 kocht de abdij een nieuwe trommel. Rond die tijd zijn verschillende uitbetalingen van werken aan de beiaard teruggevonden. Andreas Joseph Van den Gheyn werd op 7 oktober 1771 128 gulden uitbetaald voor klocken. In 1773 werd de kleinste beiaardklok geleverd voor de som van 11-5-0 gulden geleverd. In 1776 en 1777 hergoot Du Mery twee klokken en ontving daarvoor respectievelijk 992-7-0 en 999-9-0 gulden. In 1778 hergoot hij nog een klok. Van deze drie klokken woog de eerste 1.064 en de derde 526 pond. In 1784 werd een klok hergoten voor de som van 64-13-0 gulden. Op het einde van de 18e eeuw hingen er in totaal 47 klokken, waarvan 41 beiaardklokken. Franse RevolutieTijdens de Franse revolutie bleef ook de abdij niet van plunderingen gevrijwaard. In 1796 werd de beiaard opgeëist en gesmolten.(5) De toenmalige pastoor E.H. Norbertus Heylen schreef: Eerst hebben sij 1 decreet uyt gegeven, dat al de klepels uyt de klocken gedaen moesten worden: dan hebben sij reflexe gaen maeken, dat men met haemers etc. de klocken ook kost doen klinken; sij hebben dan een tweede decreet gegeve, dat men over al al de klocken weg moest haelen. […] Tot Grimberghen, welke proche leelijk in de neus was ter oorsaecke van de plunderinge van den generael La Paillière, heeft men leelijk gehandelt in den toren: daer waeren 47 klocken waervan 41 dienden voor den Beyaert; als die moesten gaen afgedaen worden, bemoijde den generael sig daer mee: bij den Smet en Timmermans, van den agent aangestelt, voegde hij sijn brekers en gaf order, dat men al de klocken d’een op d’ander moest laeten vallen in den grond van den toren; waardoor die klocken in stucken moesten vallen; als sij die stucken droegen naer waegens, vonden sij de grootste klock op een naer geheel en ongeschonden; aenstonds gink den Smet roepen den agent, die wat geld presentede aen de brekers, als sij die klock mogten begraeven onder in den grond, waer sij lag…(6) In juli 1802 mochten de burgemeesters naar de Caudenberg hun klokken komen ophalen als deze nog bestonden. Werd er niets teruggevonden, dan kreeg men een klok van een gesupprimeert klooster tegen een kleine vergoeding. Zo keerde de burgemeester terug met een klein klokje van een of ander klooster. Nadat men dit klein klokje in de toren had gehangen, duurde het nog drie weken voor men de verborgen klok opgroef en terughing in de toren. “Alles wel g’arrangeert sijnde, hadden wij nog al een schoon geluijd en 1 klaeren slag voor de uren…”(7) In 1830 werd deze klok hergoten door Andreas Louis Van den Gheyn (1758-1833) uit Leuven, die nog twee nieuwe klokken goot. De grootste woog 2808,5 pond, de tweede 1167,5 en de kleinste 681,5. Op alle drie stond midden op de klok het wapen van Graaf de Villers. Derde beiaard (1928)Na meer dan een eeuw zonder beiaard wilde de gemeente Grimbergen een nieuwe beiaard, die een feestgeschenk moest zijn van de gemeente aan de abdij ter gelegenheid van het achtste eeuwfeest van haar stichting. De kleinste Van den Gheynklok uit 1830 vormde de basis van de nieuwe beiaard. In januari 1928 maakte Marcel Michiels uit Doornik een bestek voor het leveren van een nieuwe beiaard van 35 klokken met een totaal gewicht van ongeveer 2400 kg.(8) Het prijskaartje bedroeg 89.200,- Bef. Prosper Michiels uit Mechelen schreef een bestek voor een nieuw klavier, gemaakt volgens de maten van het Mechels klavier en aanduidingen van Denyn. De prijs bedroeg 14.950,- Bef. Jef Denyn was bij het eerste onderhoud met de burgemeester aanwezig. Moeilijkheden bij het inzamelen van geld noopte burgemeester Van Campenhout zijn bestelling steeds uit te stellen, tot hij op 6 mei schreef: “Eindelijk zal ik […] mogen bestelling doen van den Beiaard voor Grimberghen op voorwaarde dat hij in orde is en gereed om bespelen tegen 8 July 1928 dus voor onze feesten.” Marcel Michiels bevestigde dat indien er niets tussenkwam, alles tegen de gestelde datum klaar zou zijn. Op 12 Juni 1928 schreef Jef Denyn: “De inhuldiging heeft plaats op zondag 8 Juli – om dit mogelijk te maken moet gij, de klokgieter, de beiaard plaatsen tegen zaterdag acht dagen, te zeggen 23 juni aanstaande…” Zes dagen later schoot Jef Denyn letterlijk in een Franse colère: “Votre conduite devient vraiment une enigme – ces promesses de parfaire tel et tel ouvrage et ne jamais tenir votre parole […] Le Bourgmestre de Grimberghen craint de perdre les subsides promis si cette affaire n’arrive pas à solution.” (9) In een nieuwe brief op 20 juni kreeg Marcel Michiels opnieuw een veeg uit de pan: “Dat ge die zaak bijtijds niet in regel brengt dat had ik U voorspeld en voorzien. Ik schrijf aan den burgemeester ge zijt te klein geinstalleerd ja! […] De tijd gaat voorbij- en hoor je goed! De tijd van beiaarden te maken zal ook voorbij gaan. God dank morgen of overmorgen nog niet doch ’t zal!”(10) Dit was voor België een profetische uitspraak. De burgemeester van Grimbergen smeekte om een oplossing, want de programma’s van de feestelijkheden waren al gedrukt. Uiteindelijk beloofde Jef Denyn dat men het opus 1 van Michiels, de privé-beiaard van Jan Donnes voor de feestelijkheden in de toren zou hangen. (11) Het achtste eeuwfeest der Stichting van de Abdij der Norbertijnen kon beginnen. Tussen 8 en 22 juli werden zes beiaardconcerten gegeven door Jef Denyn, Staf Nees en Jan Donnes. Toen het feest achter de rug was, was het einde van de problemen nog niet in zicht. Op 11 augustus 1928 vroeg Marcel Michiels aan de burgemeester van Grimbergen nog niets aan te kondigen, want het gieten van vijf kleine klokken was mislukt. Er is correspondentie over en weer over de keuring van de beiaard en op 1 oktober 1928 schreef Jef Denyn: “Ik bracht bezoek aan den Heer Michiels te Doornik en heb daar schoone klokken van Grimberghen ontmoet. Doch er is nog geen spraak van dien beiaard te keuren!” Op 30 oktober 1928 meldde Marcel Michiels dat het ende November zou kunnen zijn. Er volgde een regelmatige briefwisseling zonder veel resultaat, getuige een citaat uit een brief van Jef Denyn gericht 5 februari 1929: “Wanneer toch krijgen wij die tijding voor komen te keuren?..”. De burgemeester was ten einde raad en vroeg: “…hoelang zal het nog duren dat de Grimberghenaars hunnen Burgemeester kunnen belachelijk maken met een Beiaard die doof is, en waarvoor nog steeds geld moet verwacht worden wanneer men zeker is dat het komt. Allo Mijnheer maak er nu eens een einde aan.”(12) In juni 1929 kon Prosper Michiels eindelijk de beiaardtractuur installeren. Toch was het nog niet gedaan, want er waren klokken afgekeurd en Marcel Michiels schreef op 12 juli 1929: “J’ai remplacé trois cloches que vous aviez jugées défectueuses et j’ai revu soigneusement toutes les autres cloches.” Niettegenstaande alle problemen verdedigde Jef Denyn toch de Belgische belangen ten voordele van de Engelse gieterijen en overtuigde tijdens een vergadering de gemeentelijke autori-teiten van Enkhuizen en de commissie Orgel en Beiaardraad in Nederland om in augustus naar de beiaard van Grimbergen te komen kijken. (13) Op 4 augustus 1929 werd de beiaard ingehuldigd. De parochiale kroniek 1929 schrijft: “De Beiaardinhuldiging lokte weerom eene massa volk naar hier. ’t Was één gesnor van Auto’s en autobussen en tegen 4 uur reeds waren de straten rondom de kerk gansch bezet… Om 5 uur deed Meester Jef Denyn de klokjes klinken en ’t was met godvruchtige aandacht dat zijn spel werd aanhoord, toegejuigd door de duizenden luisteraars. Om 8 uur was het de beurt van beiaardier Donnes die de avondlucht deed trillen onder zijn kunstig klokkenspel en de klanken deed neerritselen als vallende blaren of droppelen als ’t water uit een fontein in een kristallen vaas! Klinke steeds dat beiaardspel Gode ter eere.”(14) Hiermede was opus n° 3 van Michiels een feit en had Grimbergen zijn derde beiaard. StemmingsproblemenUit het voorgaande mogen we afleiden dat de gieterij Marcel Michiels te Doornik met niet te onderschatten productieproblemen, maar ook met stemproblemen te kampen had. Dit laatste blijkt uit een schrijven dd. 1 oktober 1929 van Denyn aan Michiels: “…que vous accordez les quelques cloches de l’octave basse du carillon pour en faire une oeuvre absolument digne de votre firme.” Van Geyseghem omschrijft het stemprobleem later in een brief aan Pater J. Feyen dd. 25 maart 1956: “Men vergete niet dat het eerste of tweede opus is van M. Michiels. In dien tijd stemde hij enkel de 1ste en 2de partiaal gelijk dit ook blijkt uit de grafiek (opgemaakt door Fa. Horacantus op 12 januari 1956): zelfs in 1946-1948 stemde hij zo en zelfs in 1953 was hij niet gevorderd; alhoewel ook hij reeds de kwinten in aandacht nam. Eerst en vooral stemde hij op La=435 en de afmetingen werden uitgevoerd met een toestel op La=440 gebouwd. Rekent men de afwijkingen volgens 440-25 cents=433,69 Hz: dan ziet er de stemming wat beter uit. Hij heeft zich dus goed aan A=435 gehouden.”(15) Directeur Boon van Horacantus schreef op 31 augustus 1956: “Het wetenschappelijk onderzoek (in de grafiek weergegeven) bewijst inderdaad dat deze klokken vals moeten zijn en onmogelijk harmonieus kunnen samenklinken. De meeste gewichten en diameters zijn verkeerd, terwijl de stemming bijzonder tegenvalt, daar de klokkenkunst in de tijd dat deze beiaard gemaakt werd veel verder stond dan hier gepresteerd werd. Denk even aan de Engelse en Franse gieters van die tijd[…]Ziedaar dus wetenschappelijk verklaard de reden waarom het oor, geoefend of niet, de grote en menigvuldige imperfecties waarneemt bij het beluisteren van de beiaard van Grimbergen… Zelfs de leek, die de beiaarden van Lokeren en Herzele gehoord heeft, krijgt een pijnlijk gevoel bij het beluisteren der klokken van Grimbergen…”(16) Toch waren anderen een andere mening toegedaan. Op 25 juli 1938 schreef een zekere Luca Rizzardi aan de pastoor van Grimbergen: “A partir de Décembre prochain, l’I.N.R. français émettra une série de causeries sur les plus fameux carillons de Belgique. Grimberghen est du nombre.” (17)
|