De eerste Herentalse beiaard (1541 – 1551)
Het is niet duidelijk wanneer de stad Herentals zijn eerste beiaard heeft aangekocht, maar wel zeker is dat dit instrument afkomstig is van de abdij van Tongerlo.
Op 10 juni 1535 sloot de abdij een kontrakt met de Leuvense horlogemaker Hendrick Van Breden (of Van Breda), afkomstig uit Arendonk. Van Breden diende een uurwerk met een voorslag, bestaande uit 16 klokken, te vervaardigen en nam de oude klokken over (1).
In een kronijk wordt verhaald dat de stad Herentals in 1551 voor de som van 1.000 gld “den voorslag” van de abt van Tongerlo aankocht. Betreft het hier de voorslag die door Hendrick Van Breden enkele jaren geleden was gegoten?
Een afdoende historische zekerheid bezit men hierover niet. Evenmin is het bekend wanneer juiste de financiële transactie tussen stad en abdij heeft plaatsgegrepen. Grammaye noteert in zijn beschrijving van Herentals, verschenen in 1610, dat deze stad een beiaard plaatste in 1541. Hogergenoemde kronijk vermeldt echter een aankoop van het jaar 1551 (2).
Hoe dan ook, de plaatsing van de “voorslag” werd toevertrouwd aan een zekere Merten Hendrick van Turnhout.
Deze kan moeilijk iemand anders zijn geweest dan meest Heyndrick Steymans de oude, die zich tussen 1536 en 1550 te Turnhout had gevestigd en er samen met zijn zoon het zeldzame beroep van “urewercker” uitoefende. Hendrick Steymans de oude was één der meest befaamde 16de-eeuwse “horlogiemaeckers” die in de Sint-Goedelekerk te Brussel, maar eveneens in vele andere voorname kerken en abdijen, kunstige en voortreffelijke “orologien” had gemaakt (3).
De Mariaklok, de aanvulling van de eerste beiaard
In eerder buitengewone omstandigheden kwam de stad Herentals in het bezit van zijn oudste klok. De militaire waarde van de garnizoenstad Herentals is nooit sterker tot uiting gekomen dan tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568 – 1648).
Kenmerkend in dit opzicht zijn de uitlatingen van Alexander Farnèze aangaande Herentals in de korrespondentie met zijn vorst. Hierin schetst hij herhaaldelijk op zeer treffende wijze het strategisch belang van de vesting Herentals : “Wie Herentals bezit, domineert heel de Kempen” (4)
Toen Herentals van midden oktober 1576 tot en met 17 juli 1584 ononderbroken tot de Orange-partij behoorde, hield een “Staatse” troepenmacht vanuit deze stad geheel de Kempen onder haar heerschappij.
Een meer geschikte plaats dan Herentals om de talrijke klokken, die door de “Staatse” legerbenden in geheel de Kempen waren geroofd, in te zamelen kon dan ook moeilijk gevonden worden.
Deze klokken werden vanuit Herentals over Lier naar de smeltkroezen van Antwerpen vervoerd om aldaar tot geschut te worden omgesmolten (5).
Het is begrijpelijk dat in deze situatie de klokken van de Sint-Waldetrudiskerk niet erg veilig waren. In 1582 werden door de Staatsgezinde magistraat zes van de elf klokken uit de toren verwijderd.
De Maria-klok (in 1533 gegoten door Medardus Waghevens) was één van deze klokken, en ze werd overgebracht naar de stadhuistoren om er als uurklok dienst te doen. De andere klokken werden gedeeltelijk te Antwerpen verkocht en tot scheepsgeschut omgesmolten, terwijl van de overgebleven klokspijs in 1585 nog vijf nieuwe klokken werden gegoten om op het stadshuis als voorslag te dienen (6).
De kerkmeesters procedeerden langer dan een halve eeuw, maar er werd nooit een vonnis geveld (7). Alzo keerde de Maria-klok niet terug naar te toren van de Sint-Waldetrudiskerk, maar bleef ze tot 1994 in de stadhuistoren hangen. Momenteel staat ze opgesteld onderaan de toren.
De Regnault-klokken
Gedurende hogergenoemde proces sloot de Herentalse stadsmagistraat op 23 november 1630 een contract met een rondreizende klokkengieter uit Lorreinen, Antoine Regnault, om 17 tot 21 klokken te hergieten (“eene clocke offt twee min offt meer onbegrepen”).
Het loon dat Regnault kreeg toegewezen voor deze onderneming was vastgesteld op 400 gld en 3 tonnen Herentals bier (ca 450 liter).
Dat het werk aanvankelijk op één jaar gepland was blijkt duidelijk uit de bepalingen aangaande de uitbetaling van Regnaults loon (8). Niettenmin was dit werk pas in 1649 voltooid. Dit blijkt niet alleen uit de gedetailleerde uitgavenpost (9), maar ook uit de gietjaren op de klokken vermeld.
In dit verband kan dan ook de vraag gesteld worden of deze laattijdigheid te wijten is aan het feit dat de rondzwervende klokkengieter zich in de woning, die hem tijdens de werkzaamheden te Herentals was toegewezen, al te goed had ingeburgerd dan wel de toenmalige oorlogsomstandigheden hierin de doorslaggegevende rol hebben gespeeld.
Wat de gebruikte klokspijs betreft, werd wellicht hoofdzakelijk het voorhanden zijn klokkenarsanaal uitde belforttoren aangewond. Hoeveel klokken Regnault eigenlijk precies heeft gegoten is niet nauwkeurig geweten.
Het contract van 1630 zelf is in dit verband niet heel precies: 17 tot 21 klokken. Alleszins bleven hiervan 12 met een gezamenlijk gewicht van 2.655 pond tot ca 1843 in de stadhuistoren hangen (10).
Wat er ook van zij, twee van deze klokkenreeks, zijn in de huidige Herentalse beiaard behouden gebleven.
De 18de eeuwse periode, en hoe Andreas-Jozef Vanden Gheyn net geen beiaard goot voor Herentals.
In de loop van de 18de eeuw onderging het Herentalse klokkenspel weinig wijzigingen. Anthoni Bernaerdt goot in 1723 een nieuwe klok “tot den bijaert op den stadthuijsse”. Deze klokkengieter had in hetzelfde jaar ook voor Sint-Waldetrudiskerk een klok had vervaardigd.
Een andere 18de eeuwse aanwinst was de gift van de baron van Noorderwijk. Deze edelman schonk in 1785 de stad Herentals een klok van 63 pond (11).
Over een eigenlijke hernieuwing van de stad was er in 1784 sprake geweest. Op 5 mei 1784 sloot de magistraat zelfs een contract met Andreas Jozef Vanden Gheyn om de bestaande beiaard te hergieten (12).
Een veertien dagen voordien hadden de Herentalse wethouders Vanden Gheyn ontboden “ten eynde vanden beijert te examineren om den selven te herstellen jst mogelyck ofte te doen als wethouderen in raede sullen vinden” (13). Alles was nochtans vergeefse moeite. Reeds op 8 mei – een herstemming op 14 juni 1784 leverde hetzelfde resultaat op – werd dit akkoord door de brede raad nietig verklaard.
Dit college dat samengesteld was uit verschillende afgevaardigden van de plaatselijke ambachten oefende een zeker fiscale controle uit op de magistraat en beschikte in dit verband over een veto-recht.
Het motief van de weigering was dat extra verhoging van de fiscale lasten de brede raad niet wenselijk leek (14).
Zo bleef alles bij het oude. Buiten enkele klokkenwijdingen, die achteraf een staartje kregen, grepen er tijdens geheel de 18de eeuw weinig sensationele gebeurtenissen in verband met de beiaard plaats.
Gedurende het Frans bewind werden alleszins een aantal klokken uit de beiaard gehaald (15), niet allemaal, vermist volgens de revolutionaire principes de klokken van de wereldlijke raadshuizen moetsen aangewend worden om de republikeinse feestelijkheden op te luisteren.
De Van Aerschodt-klokken en de beiaard tussen 1843 en 1955
De toestand van de beiaard was na de summiere Franse plunderingen van “eenige” klokken (hoeveel er precies werden weggehaald kon niet worden uitgemaakt) er evenwel niet op vooruitgegaan. Niettemin sprak men eerste in 1843 opnieuw over een hernieuwing van de beiaard.
Om deze laatste zijn vroegere luister terug te schenken leek een aanvulling en een hernieuwing noodzakelijk. Het stadsbestuur, overwegend dat een stadhuis met zijn beiaard “het een met het andere, eender ouder oudste monumenten van onze landstreek” was, besloot een toelage te vragen aan het provinciaal bestuur.
Deze hogere instantie stuurde een beleefd antwoord, maar stond echter de nodige kredieten niet toe.
Bij deze gang van zaken legden de Herentalsenaren zich evenwel niet neer. Aangezien de ingezeten van de stad “eenparig aendrongen om dit gedenkstuk te herstellen” werd een inschrijvingslijst geopend waarop 251 burgers en een aantal niet te bepalen onbekende ondertekenden.
Hoewel de opbrengst in verre na de uiteindelijke onkosten niet kon dekken, schiep dit eendrachtig optreden toch het klimaat waarvoor de openbare instanties tenslotten kapituleerden.
Op 4 september 1843 begon men de klokken van de oude beiaard naar beneden te laten en reeds op 30 maart 1844 kreeg men van de firma A.L.J. Van Aerschodt – Vanden Gheyn uit Leuven het bericht dat de klokken klaar waren. Het plaatsen van de klokken, trommel en klavier duurde nog één jaar.
Pas in augustus 1847 werd door A. Versteylen het eerste concert op de nieuwe beiaard gegeven (16).
De 29 klokken die door de firma A.L.J. Van Aerschodt – Vanden Gheyn waren gegoten of hergoten werden bij de 6 overgebleven Regnault-klokken toegevoegd. Het resultaat was evenwel niet erg schitterend vermits de beiaardklokken, waarop het gietjaar 1843 staat vermeld, gegoten werden tijdens de vervalperiode van de klokgieterij.
De Herentalse beiaard zat met een arsenaal valse klokken opgescheept en kon in de gegeven omstandigheden dan ook moeilijk de juiste tonen voortbrengen (17).
De nieuwe beiaard (1955 – 1965)
Met dit kreupel tonenarsenaal moest de Herentalse beiaard functioneren tot 1955, toen de Herentalse stadsmagistraat besliste “de beiaard onzer stad opnieuw in goede staat te brengen”. Na de gebruikelijke administratieve sleur werden door de Nederlandse gieterij Petit & Fritsen (Aarle-Rixtel), volgens het plan van de ontwerper, Staf Nees, 43 volledig nieuwe klokken gegoten.
Na herstemming werden van de Regnault-beiaard en van deze van Van Aerschodt- Vanden Gheyn respectievelijk twee en vier klokken opgenomen in de tegenwoordige beiaard.
De Maria-klok werd eveneens gekoppeld aan het klavier, maar werd nadien in 1994 opnieuw ontkoppeld vanwege de slechte toon.
De Herentalse beiaard zal dus in totaal 49 klokken tellen.
De grote oorzaak van de laattijdige inhuldiging van deze nieuwe beiaard is het feit dat de toren van het stadhuis grondig diende verstevigd te worden. In zijn nieuwe samenstelling bleek de beiaard immers, hoewel relatief klein van gewicht, nog te zwaar voor de Herentalse belforttoren.
Uiteindelijk kwam de oplossing er door een nieuwe betonnen toren te bouwen binnenin, zonder het monumentaal karaketer van de eerste toren te schenden. De laatste en meest dramatische tegenslag was wel het overlijden van Staf Nees, op 25 januari 1965, slechts enkele tijd voor de plechtigheid van de inhuldiging.
Tien jaar lang heeft hij met hart en geest het wel en wee van de Herentalse beiaard – die tenslotte toch zijn werk is geweest – van nabij gevolgd en geleid.
De heren Piet Van den Broeck en Gaston Van den Bergh werden in deze omstandigheden gelast Staf Nees te vervangen om de nog hangende zaken van de Herentalse beiaard te regelen (18).
Restauraties en vernieuwingen vanaf 1965
Zoals eerder vermeld werd er begin jaren 1960 een nieuwe betonnen toren gebouwd binnenin de oude om deze te ondersteunen. Op elke verdieping werden eveneens betonnen vloeren aangebracht, ook in de beiaardkamer. De opening in het beton voor de klavierdraden werd echter niet ruim genoeg gemaakt zodat tuimelaarassen bovenop het klavier moesten voorzien worden, en dit spijtig genoeg ook voor de discant. Het effect laat zich raden, de bespeelbaarheid was zeer beperkt.
In 1989 werd de goedkeuring gegeven om de opening groter te maken zodat alle klavierdraden een rechtstreekse verbinding kregen met de gerichte tuimelaars boven in de toren. In datzelfde jaar plaatste Clock-o-Matic een nieuw beiaardklavier, conform de Europese standaard.
De tractuur werd lichtjes gewijzigd (een overbodige waterkering werd verwijderd), maar de twee bovenste octaven worden nog steeds bediend via het Easy-systeem, grotendeels omwille van plaatsgebrek.
In 1994 werd de eerste fase uitgevoerd van de restauratie van de belforttoren (buitenkant). Aangezien hiervoor de volledige lantaarn werd gedemonteerd, was dat de ideale gelegenheid om alle klokken te demonteren en te herstemmen, hetgeen werd uitgevoerd door de Nederlandse firma Eijsbouts op advies van de Nederlandse beiaardier-adviseur Arie Abbenes.
In 1980 werd de beiaard door de Belgische firma Clock-o-Matic voorzien van een automatisch speelwerk, via een speelcomputer en electro-magnetische hamers.
Dit systeem was echter aan vernieuwing toe. In 2005 verklaarde het stadsbestuur zich akkoord met de installatie van een nieuw speelwerk waarbij het beiaardklavier eveneens dienst doet voor het automatisch spel.
Bovenop het klavier plaatste de Nederlandse firma Eijsbouts een reeks pneumatische druktoetsen die het beiaardklavier bespelen. De voortgebrachte melodieën van de nieuwe speelcomputer komen daardoor veel beter tot hun recht, omdat er – zij het beperkt – dynamische verschillen kunnen aangebracht worden.
Het betreft de eerste installatie van zijn soort in België.
– vanaf 1795 tot 1802: F.A. Putzeys (gelegenheidsbeiaardier)
– geen bronvermeldingen tot 1847, met uitzondering van bespelingen in 1806 door koster Charles Martin
– in 1847 bespelingen door Agustinus Versteylen en Louis Wittman (stadsbeiaardier van Mechelen van 1841 tot 1849)
– vanaf 1847, geen vaste beiaardiers, maar er was wel iemand gelast om de “mechaniek van de toren” in regel te houden, met markantste figuur Alois Valkies van 1892 tot 1919