Sint-Servaasbasiliek Grimbergen

Geschiedenis van de beiaard van Grimbergen

Oorsprong

De Norbertijnenabdij van Grimbergen heeft tot vandaag invloed gehad op de ontwikkeling van de gemeente Grimbergen. Uit documenten blijkt dat al heel vroeg het abdijdomein omvangrijk was en verspreid lag over een relatief groot gebied. Dankzij nieuwe schenkingen, ook van de kleine landadel, groeiden haar bezittingen en werd de opdracht van de abdij steeds groter. (1) Bijna alle Norbertijnenabdijen beschikten over een beiaard: ’t Park te Heverlee, Averbode, St. Michiels te Antwerpen, Tongerlo, Postel en Grimbergen. Men kan deze orde dus beschouwen als propagandisten van de beiaard.

17de eeuw

Een gravure van Sanderus uit 1659 toont de abdij met een toren die veel hoger reikt dan de huidige met een uurwerk en een lantaarntorentje voor klokken. Van een eerste beiaard van Grimbergen is alleen bekend dat de klokken ervan 6.521 pond brons opleverden. De huidige abdijkerk werd tussen 1660 en 1725 gebouwd. Wanneer men de wenteltrap van de toren beklimt, bemerkt men op 15 m hoogte een steen met het jaartal 1664. Vijftien meter hoger vinden we een tweede steen met het jaartal 1668. (2)

18de eeuw

Prelaat Aug. Van Eeckhout sloot op 2 december 1715 een contract af met Guillelmus Witlockx over de verkoop van den byaert t’synen huyse hangende, beginnende in Csolfaut en eynende in Dlasolre. Het clauwier met de cleppen was in de prijs begrepen. (3) De beiaard bestond uit 37 klokken en woog 9.147 pond. Witlockx nam de klokspijs van de oude beiaard (6.521 pond) over tegen 12 stuivers per pond. Op 27 april 1716 klonk de nieuwe beiaard voor de eerste maal naar aanleiding van de geboorte van de Oostenrijkse prins Leopold-Johannes. (4)

Op 8 mei 1718 wijdde Prelaat Van Eeckhout nog drie klokken, toegewijd aan de Heilige Eucharistie, de Heilige Doodstrijd, en de Onbevlekte Maagd Maria. De gieter hiervan is niet gekend.

In 1728 kregen de gebroeders Nikolaas en Jozef Chevresons uit Lotharingen opdracht voor zes klokken, die gegoten werden in de kloostertuin van de abdij, kort bij de toren. Vier van deze klokken waren luidklokken, die tevens deel uitmaakten van de beiaard en respectievelijk 3.300, 2.200, 1.800 en 950 pond wogen.

Op 1 juni 1749 werden nog twee klokken gegoten door gieter L. Franquin. Een van deze klokken was bestemd voor de toren en was toegewijd aan St. Martinus.

In 1756 kocht de abdij een nieuwe trommel. Rond die tijd zijn verschillende uitbetalingen van werken aan de beiaard teruggevonden. Andreas Joseph Van den Gheyn werd op 7 oktober 1771 128 gulden uitbetaald voor klocken. In 1773 werd de kleinste beiaardklok geleverd voor de som van 11-5-0 gulden geleverd. In 1776 en 1777 hergoot Du Mery twee klokken en ontving daarvoor respectievelijk 992-7-0 en 999-9-0 gulden. In 1778 hergoot hij nog een klok. Van deze drie klokken woog de eerste 1.064 en de derde 526 pond. In 1784 werd een klok hergoten voor de som van 64-13-0 gulden.

Op het einde van de 18e eeuw hingen er in totaal 47 klokken, waarvan 41 beiaardklokken.

Franse Revolutie

Tijdens de Franse revolutie bleef ook de abdij niet van plunderingen gevrijwaard. In 1796 werd de beiaard opgeëist en gesmolten.(5) De toenmalige pastoor E.H. Norbertus Heylen schreef:

Eerst hebben sij 1 decreet uyt gegeven, dat al de klepels uyt de klocken gedaen moesten worden: dan hebben sij reflexe gaen maeken, dat men met haemers etc. de klocken ook kost doen klinken; sij hebben dan een tweede decreet gegeve, dat men over al al de klocken weg moest haelen. […] Tot Grimberghen, welke proche leelijk in de neus was ter oorsaecke van de plunderinge van den generael La Paillière, heeft men leelijk gehandelt in den toren: daer waeren 47 klocken waervan 41 dienden voor den Beyaert; als die moesten gaen afgedaen worden, bemoijde den generael sig daer mee: bij den Smet en Timmermans, van den agent aangestelt, voegde hij sijn brekers en gaf order, dat men al de klocken d’een op d’ander moest laeten vallen in den grond van den toren; waardoor die klocken in stucken moesten vallen; als sij die stucken droegen naer waegens, vonden sij de grootste klock op een naer geheel en ongeschonden; aenstonds gink den Smet roepen den agent, die wat geld presentede aen de brekers, als sij die klock mogten begraeven onder in den grond, waer sij lag…(6)

In juli 1802 mochten de burgemeesters naar de Caudenberg hun klokken komen ophalen als deze nog bestonden. Werd er niets teruggevonden, dan kreeg men een klok van een gesupprimeert klooster tegen een kleine vergoeding. Zo keerde de burgemeester terug met een klein klokje van een of ander klooster. Nadat men dit klein klokje in de toren had gehangen, duurde het nog drie weken voor men de verborgen klok opgroef en terughing in de toren. “Alles wel g’arrangeert sijnde, hadden wij nog al een schoon geluijd en 1 klaeren slag voor de uren…”(7)

In 1830 werd deze klok hergoten door Andreas Louis Van den Gheyn (1758-1833) uit Leuven, die nog twee nieuwe klokken goot. De grootste woog 2808,5 pond, de tweede 1167,5 en de kleinste 681,5. Op alle drie stond midden op de klok het wapen van Graaf de Villers.

Derde beiaard (1928)

Na meer dan een eeuw zonder beiaard wilde de gemeente Grimbergen een nieuwe beiaard, die een feestgeschenk moest zijn van de gemeente aan de abdij ter gelegenheid van het achtste eeuwfeest van haar stichting. De kleinste Van den Gheynklok uit 1830 vormde de basis van de nieuwe beiaard.

In januari 1928 maakte Marcel Michiels uit Doornik een bestek voor het leveren van een nieuwe beiaard van 35 klokken met een totaal gewicht van ongeveer 2400 kg.(8) Het prijskaartje bedroeg 89.200,- Bef.

Prosper Michiels uit Mechelen schreef een bestek voor een nieuw klavier, gemaakt volgens de maten van het Mechels klavier en aanduidingen van Denyn. De prijs bedroeg 14.950,- Bef. Jef Denyn was bij het eerste onderhoud met de burgemeester aanwezig.

Moeilijkheden bij het inzamelen van geld noopte burgemeester Van Campenhout zijn bestelling steeds uit te stellen, tot hij op 6 mei schreef: “Eindelijk zal ik […] mogen bestelling doen van den Beiaard voor Grimberghen op voorwaarde dat hij in orde is en gereed om bespelen tegen 8 July 1928 dus voor onze feesten.” Marcel Michiels bevestigde dat indien er niets tussenkwam, alles tegen de gestelde datum klaar zou zijn.

Op 12 Juni 1928 schreef Jef Denyn: “De inhuldiging heeft plaats op zondag 8 Juli – om dit mogelijk te maken moet gij, de klokgieter, de beiaard plaatsen tegen zaterdag acht dagen, te zeggen 23 juni aanstaande…” Zes dagen later schoot Jef Denyn letterlijk in een Franse colère: “Votre conduite devient vraiment une enigme – ces promesses de parfaire tel et tel ouvrage et ne jamais tenir votre parole […] Le Bourgmestre de Grimberghen craint de perdre les subsides promis si cette affaire n’arrive pas à solution.” (9) In een nieuwe brief op 20 juni kreeg Marcel Michiels opnieuw een veeg uit de pan: “Dat ge die zaak bijtijds niet in regel brengt dat had ik U voorspeld en voorzien. Ik schrijf aan den burgemeester ge zijt te klein geinstalleerd ja! […] De tijd gaat voorbij- en hoor je goed! De tijd van beiaarden te maken zal ook voorbij gaan. God dank morgen of overmorgen nog niet doch ’t zal!”(10) Dit was voor België een profetische uitspraak.

De burgemeester van Grimbergen smeekte om een oplossing, want de programma’s van de feestelijkheden waren al gedrukt. Uiteindelijk beloofde Jef Denyn dat men het opus 1 van Michiels, de privé-beiaard van Jan Donnes voor de feestelijkheden in de toren zou hangen. (11)

Het achtste eeuwfeest der Stichting van de Abdij der Norbertijnen kon beginnen. Tussen 8 en 22 juli werden zes beiaardconcerten gegeven door Jef Denyn, Staf Nees en Jan Donnes.

Toen het feest achter de rug was, was het einde van de problemen nog niet in zicht. Op 11 augustus 1928 vroeg Marcel Michiels aan de burgemeester van Grimbergen nog niets aan te kondigen, want het gieten van vijf kleine klokken was mislukt.

Er is correspondentie over en weer over de keuring van de beiaard en op 1 oktober 1928 schreef Jef Denyn: “Ik bracht bezoek aan den Heer Michiels te Doornik en heb daar schoone klokken van Grimberghen ontmoet. Doch er is nog geen spraak van dien beiaard te keuren!”

Op 30 oktober 1928 meldde Marcel Michiels dat het ende November zou kunnen zijn. Er volgde een regelmatige briefwisseling zonder veel resultaat, getuige een citaat uit een brief van Jef Denyn gericht 5 februari 1929: “Wanneer toch krijgen wij die tijding voor komen te keuren?..”. De burgemeester was ten einde raad en vroeg: “…hoelang zal het nog duren dat de Grimberghenaars hunnen Burgemeester kunnen belachelijk maken met een Beiaard die doof is, en waarvoor nog steeds geld moet verwacht worden wanneer men zeker is dat het komt. Allo Mijnheer maak er nu eens een einde aan.”(12)

In juni 1929 kon Prosper Michiels eindelijk de beiaardtractuur installeren. Toch was het nog niet gedaan, want er waren klokken afgekeurd en Marcel Michiels schreef op 12 juli 1929: “J’ai remplacé trois cloches que vous aviez jugées défectueuses et j’ai revu soigneusement toutes les autres cloches.”

Niettegenstaande alle problemen verdedigde Jef Denyn toch de Belgische belangen ten voordele van de Engelse gieterijen en overtuigde tijdens een vergadering de gemeentelijke autori-teiten van Enkhuizen en de commissie Orgel en Beiaardraad in Nederland om in augustus naar de beiaard van Grimbergen te komen kijken. (13)

Op 4 augustus 1929 werd de beiaard ingehuldigd. De parochiale kroniek 1929 schrijft: “De Beiaardinhuldiging lokte weerom eene massa volk naar hier. ’t Was één gesnor van Auto’s en autobussen en tegen 4 uur reeds waren de straten rondom de kerk gansch bezet… Om 5 uur deed Meester Jef Denyn de klokjes klinken en ’t was met godvruchtige aandacht dat zijn spel werd aanhoord, toegejuigd door de duizenden luisteraars. Om 8 uur was het de beurt van beiaardier Donnes die de avondlucht deed trillen onder zijn kunstig klokkenspel en de klanken deed neerritselen als vallende blaren of droppelen als ’t water uit een fontein in een kristallen vaas! Klinke steeds dat beiaardspel Gode ter eere.”(14) Hiermede was opus n° 3 van Michiels een feit en had Grimbergen zijn derde beiaard.

Stemmingsproblemen

Uit het voorgaande mogen we afleiden dat de gieterij Marcel Michiels te Doornik met niet te onderschatten productieproblemen, maar ook met stemproblemen te kampen had. Dit laatste blijkt uit een schrijven dd. 1 oktober 1929 van Denyn aan Michiels: “…que vous accordez les quelques cloches de l’octave basse du carillon pour en faire une oeuvre absolument digne de votre firme.”

Van Geyseghem omschrijft het stemprobleem later in een brief aan Pater J. Feyen dd. 25 maart 1956: “Men vergete niet dat het eerste of tweede opus is van M. Michiels. In dien tijd stemde hij enkel de 1ste en 2de partiaal gelijk dit ook blijkt uit de grafiek (opgemaakt door Fa. Horacantus op 12 januari 1956): zelfs in 1946-1948 stemde hij zo en zelfs in 1953 was hij niet gevorderd; alhoewel ook hij reeds de kwinten in aandacht nam. Eerst en vooral stemde hij op La=435 en de afmetingen werden uitgevoerd met een toestel op La=440 gebouwd. Rekent men de afwijkingen volgens 440-25 cents=433,69 Hz: dan ziet er de stemming wat beter uit. Hij heeft zich dus goed aan A=435 gehouden.”(15)

Directeur Boon van Horacantus schreef op 31 augustus 1956: “Het wetenschappelijk onderzoek (in de grafiek weergegeven) bewijst inderdaad dat deze klokken vals moeten zijn en onmogelijk harmonieus kunnen samenklinken. De meeste gewichten en diameters zijn verkeerd, terwijl de stemming bijzonder tegenvalt, daar de klokkenkunst in de tijd dat deze beiaard gemaakt werd veel verder stond dan hier gepresteerd werd. Denk even aan de Engelse en Franse gieters van die tijd[…]Ziedaar dus wetenschappelijk verklaard de reden waarom het oor, geoefend of niet, de grote en menigvuldige imperfecties waarneemt bij het beluisteren van de beiaard van Grimbergen… Zelfs de leek, die de beiaarden van Lokeren en Herzele gehoord heeft, krijgt een pijnlijk gevoel bij het beluisteren der klokken van Grimbergen…”(16)

Toch waren anderen een andere mening toegedaan. Op 25 juli 1938 schreef een zekere Luca Rizzardi aan de pastoor van Grimbergen: “A partir de Décembre prochain, l’I.N.R. français émettra une série de causeries sur les plus fameux carillons de Belgique. Grimberghen est du nombre.” (17)

Klokkenroof

Tijdens de klokkenroof in W.O.II was ook de beiaard van Grimbergen niet veilig. Op 16 augustus 1943 ontving het Kerkbestuur St. Servaas een brief betreffende de inlevering van alle klokken. Pastoor Delestré uitte zijn bezorgdheid als volgt: Gisteren ontving [ik] van de Oberfeld-kommandantur 672 het bericht dat van onze torenklokken niet moet worden ingeleverd: Eene klok “Norbertus” van het jaar 1830. diameter 0.82. We bezitten in onzen toren 37 klokken: drie geluiklokken en 34 beiaardklokken: De S. Norbertusklok is verbonden met den beiaard: de twee grootste klokken diameter 95 en 126 zijn nog niet verbonden: er moet nog eene tusschenklok bijgevoegd…Zou de beiaard dan ook weggenomen worden ? En wat is er te doen om de twee grootste klokken te bewaren: ze dateeren beide van 1830.” (18) Het verlossende antwoord kwam per telegram: “Alle klokken van Uw toren werden zaterdag door professor Rosemann vrijgegeven. Geen enkele mag dus afgedaan worden.” (19)

Vierde beiaard (1964)

In 1949 formuleerde pater Feyen een aanvraag tot uitbreiding van de beiaard met een octaaf naar beneden. Dat werd te duur bevonden(20) Feyen gaf zich niet gewonnen en maakte begin 1951 een verslag over uitbreidingswerken, opgesteld door Staf Nees, over aan het gemeentebestuur.

Op 12 januari 1956 werd door klokkengieterij Horacantus van Lokeren een toonopname gemaakt van alle luid- en beiaardklokken. “Van de 37 klokken zijn er slechts twee perfect, nl. de 16e en 17e klok…al de andere klokken laten zeer te wensen over. Herstemmen dezer klokken zou zeer gewaagd zijn en dit om verschillende redenen, o.a. de klokkenwand van verschillende klokken laat het niet toe, bij andere ligt de kwint te hoog en de bovenoktaaf te laag. De herstemming is zelfs af te raden, en een volledig hergieten van alle klokken zou het beste zijn…”(21)

Op 26 februari 1959 kreeg Jan Feyen de opdracht om samen met Staf Nees en Victor Van Geyseghem nogmaals de toestand van het klokkenspel te onderzoeken, zodat het gemeente-bestuur passende maatregelen kon nemen. Victor Van Geyseghem schreef: “Daarenboven heden giet men klokskens die het dubbel wegen dan die van vroeger. Voor mij dus, vinden uwe klokskens geen genade: Gaat weg van mij… in den smeltkroes!![…] Heel de inrichting verkeert in een zeer bedenkelijke toestand.”(22) Horacantus daarentegen nam de verdediging van Marcel Michiels op zich en schreef op 3 april 1959 naar Pater Feyen: “… is het niet wat scherp uitgedrukt, dat de konceptie van de bestaande beiaard van verouderde opvattingen was, zelfs in 1928?”(23)

Uiteindelijk werd een lastenboek opgesteld betreffende de vervanging van de beiaard. Op 25 juni 1963 werd overgegaan tot de opening der inschrijvingen. Vijf firma’s schreven in waarvan Horacantus de voordeligste was.

Nadat de klokken in de loop van 1964 werden gegoten, werd de beiaard voorlopig gekeurd op 10 april 1964 en goed bevonden. De definitieve keuring van de beiaard had plaats op 20 mei 1964 in de toren van de Sint-Servaaskerk in aanwezigheid van Van Geyseghem, Feyen en Boon. In het verslag wordt o.a. melding gemaakt van het easy-systeem bij de klokken onder 100 kg; het klavier dat de Mechelse standaard volgde; ook het resultaat der zwevingsvrije accoorde. De vierde beiaard was een feit.

Op 23 en 24 mei 1964 werd de nieuwe beiaard ingehuldigd en de pers schreef in lovende bewoordingen over de zuiverste beiaard van Europa. De inhuldiging werd een reuzenfeest waaraan Staf Nees, Elie Ryckelinck, Willem Harthoorn, Alfred Dubois, Eric Jordan, Jef Rottiers, Juul Verniers, Gustaaf Drossens en pater Jan Feyen deelnamen. Er was niet alleen beiaardmuziek, maar ook een Groot Beiaardbal, een Klokkenwijnhuis en een Beiaardrestaurant. Er was zelfs een lied gecreëerd op tekst van Marcel Steylemans en op muziek gezet door pater Feyen. De titel luidde ‘Schoon Grimbergen’.

Bes-klok

Op 26 mei 1998 werd bij de Koninklijke Eijsbouts te Asten (Nederland) een nieuwe basklok gegoten. Zij heeft op de flank het wapen van Grimbergen. Deze klok dient tot uitbreiding van de bestaande beiaard met klaviertoon bes. Dit gebeurde op voordracht van ondergetekende. Het bezoek van het Beiaardwereldcongres op 11 augustus 1998 aan Grimbergen heeft ongetwijfeld de beslissing in een versnellingsfase gebracht.

In 2001 werd besloten om de hele beiaardinstallatie te vernieuwen. Roest en elektrolyse (een klepelbol was van de tuimelas gebroken) waren de directe aanleiding om met de werken aan te vangen. Er werd van de gelegenheid gebruik gemaakt om de nieuwe klok in het luidsysteem in te schakelen, zodat Grimbergen een zesgelui zou hebben. Er werd besloten om gietijzeren klepels met draaibare klepelbol te monteren en, om de controle over het spel te optimaliseren, van het easy-systeem af te stappen en over te gaan naar gerichte tuimelaars. Eén klokje, klaviertoon c4 (slagtoon f4) moest hierbij vervangen worden door een nieuw, omdat er tijdens de werken onherstelbare schade was aangericht aan deze klok.

Automatisch speelwerk

In 1756 kocht de abdij een nieuwe trommel aan (zie boven). In het abdijarchief bestaat er een ongedateerde, slordige notitie: Abdij Grimbergen: Trommel van 34 klavieren, thans op St. Jacques te Caudenberg, Brussel, komt voort van deze abdij: dus 17 kl. In december 1950 bestelde het gemeentebestuur een trommel van 50 maten (30 voor het uur, 20 maten voor het half uur) met noten in staal en 30 buitenhamers. Deze werd in 1983 vervangen door een Horomat 81 van Clock-o-matic, aangesloten op 36 klokken.

Beiaardiers

· Edmond Claessens van 1735 – 1764
· Pieter Claessens (kleinzoon Edmond) van 1764-1777
· Jan Schepens verzorgde tweemaal per jaar het versteek van 1758 tot minstens 1793. Hij ontving hiervoor jaarlijks 24 gulden. Laatste uitbetaling aan C.B. Schepens op 23 augustus 1797 (24 gulden).
· Lodewijk Mergaerts (1891-1972), koster-beiaardier 1931-1945
· Jan Feyen (1920-1993) priester-beiaardier sinds 1945, officieel aangesteld van 1952 tot 1993
· Rien Aarssen (1943-) beiaardier sinds 1991, officieel aangesteld sinds 1993

Bronnen

· Archief van de Norbertijnenabdij te Grimbergen
· Archief van Petit & Fritsen in het Stadsarchief te Helmond (Nederland)
· Archief Koninklijke Beiaardschool “Jef Denyn” te Mechelen
· Archief Luc Michiels te Mechelen

Noten

1 Caertboeck abdij van Grimbergen Deel I pag. 14
2 Daniël J. DELESTRÉ, Uit het verleden van Grimbergen Deel II pag. 8, voetnoot 34
3 Godelieve SPIESSENS: “Antwerpse Documenten over klokkengieter Guillelmus Witlockx” in Musica Antiqua nr. 51, pag. 73
4 Parochieregisters gemeentehuis Grimbergen, 27 april 1716
5 G. SPIESSENS, o.c. p. 73
6 E.H. Norbertus HEYLEN, Grimbergen in de Franschen Tijd pag. 161 en 162
7 Op.cit.
8 Archief Helmond (AH): Bestek van Marcel Michiels dd. “31 januari 1928”
9 AH: Brief van Jef Denyn aan Marcel Michiels dd. “18 juni 1928”
10 AH: Brief Jef Denyn aan Marcel Michiels dd. “20 Juni 1928”
11 AH: Brief Jef Denyn aan Marcel Michiels dd. “6 Juillet 1928”
12 AH: Bericht van Burgemeester Van Campenhout aan Marcel Michiels op naamkaart, niet gedateerd
13 AH: Brief van Jef Denyn naar Marcel Michiels dd. “20 Juillet 1929”
14 Archief Abdij Grimbergen (AAG): Parochiale Kroniek 1929
15 AAG: Brief van Van Geyseghem naar Pater J. Feyen dd. “26 maart 1956”.
16 AAG: Brief van I. Boon Dir. Naar Zeer Eerwaarde Heer Pater Feyen dd. “31 augustus 1956”.
17 AAG: Brief van Luca Rizzardi naar de Pastoor van Grimbergen dd. “25 Juli 1938”.
18 AAG: Brief van pastoor Delestré naar “Den Heer Jos. De Beer dd. “21 Augustus 1943”.
19 Archief Abdij Grimbergen: Telegram van Jos De Beer naar Eerw. H. Delstré Pastoor te Grimbergen dd. 23(?)-8-1943.
20 AAG: Brief Gemeentebestuur Grimbergen naar Z.E.H. J. Feyen dd. “5 December 1949”.
21 AAG: Onderzoek van de beiaard te Grimbergen dd. “12 januari 1956”.
22 AAG: Brief van Van Geyseghem naar Eerwaarde Pater Feyen dd. “22-3-1959”.
23 AAG: Brief van Horacantus naar Zeer Eerwaarde Pater Feyen dd. “3 april 1959”.

Rien Aarssen

Geplaatst in Torens.