Universiteitsbibliotheek Leuven

Geschiedenis van de beiaard

Het ontstaan van de Leuvense universiteitsbeiaard hangt nauw samen met een van de grote drama’s van de Eerste Wereldoorlog : de brand van Leuven.
In de nacht van 25 op 26 augustus 1914 werd de Leuvense binnenstad door de Duitse bezetter gebrandschat. Meer dan 200 burgers werden gedood en ongeveer 1200 huizen werden in brand gestoken. De barbaarsheid die de bezetter in Leuven aan de dag legde, veroorzaakte een schokgolf van verontwaardiging bij de westerse publieke opinie.
Vooral de verwoesting van de eeuwenoude universiteitsbibliotheek werd gebruikt als een krachtig propagandamiddel tegen Duitsland.

Reeds tijdens de oorlog rijpten plannen om de Leuvense universiteitsbibliotheek met internationale steun te herstellen. Na de oorlog werd beslist om een nieuw gebouw op te richten aan de Volksplaats (nu Mgr. Ladeuzeplein), op het hoogste punt van de binnenstad. Het geld kwam voornamelijk van Amerikaanse universiteiten die hiervoor werden beloond met een inschrift in de stenen van het nieuwe gebouw.
Voor het ontwerp werd een beroep gedaan op de Amerikaanse architect Whitney Warren. Die ontwierp een imposant gebouw in neo-renaissancestijl dat overvloedig werd voorzien van verwijzingen naar de oorlog, met onder andere centraal in de voorgevel een gehelmde maagd Maria die met een zwaard de Duitse adelaar doorboort.

Warren had gevoel voor traditie en voorzag zijn bibliotheek bijgevolg van een belforttoren. Volgens het gangbare verhaal was in de toren geen beiaard voorzien en kwam die er pas toen Edward Dean Adams, vice-voorzitter van de United Engineering Society van de Verenigde Staten, kort voor de voltooiing van het gebouw het idee kreeg die “lege toren” te voorzien van een uurwerk en beiaard ter nagedachtenis van de Amerikaanse ingenieurs die tijdens de oorlog in Europa gesneuveld waren.
In feite waren uurwerk en beiaard al van bij aanvang in het plan ingetekend. Toen op 28 juli 1921 de eerstesteenlegging plaatsvond, hoorde Minister van Staat Joris Helleputte al een beiaard klinken : ‘Reeds hoor ik van uit zijn torens de blijde zang van zijn beiaard ! Luistert : hij zingt zijne fierheid en zijne blijheid, hij mengt zijne stem met die der menigte in onze feestelijk getooide straten.’ Kardinaal Mercier verwees in zijn toespraak naar de beiaard als zinnebeeld van de Belgische waarden : ‘La voix du carillon proclamera les principes éternels pour lesquels la Belgique s’est sacrifiée : honneur, droit, humanité.’
En er klonk zelfs klokkenmuziek die dag, want er werd een cantate van pater Joseph Kreps uitgevoerd met begeleiding van een klein klokkenspel.

Het bouwproject stootte in de jaren ’20 echter op zware financiële problemen en kwam pas opnieuw op de rails dankzij de inspanningen van de latere president Herbert Hoover, die tijdens de oorlog reeds de voedselhulp aan het bezette België had gecoördineerd.
Zeer waarschijnlijk was het beiaardproject geschrapt onder invloed van de budgettaire malaise en heeft men het Edward Dean Adams ingefluisterd toen die in 1927 de bouwwerf bezocht. Uit respect voor zijn inspanningen heeft de officiële geschiedenis Adams opgewaardeerd van geldschieter tot vinder van het idee.

Vanaf dan liep het beiaardproject als een trein.
Zestien Amerikaanse ingenieursverenigingen brachten de nodige fondsen samen en in december 1927 ontving de Engelse gieterij Gillett & Johnston de opdracht tot het gieten van een beiaard met een totaal klokgewicht van bijna 32 ton.
Op 18 mei 1928 stond het instrument kant en klaar in de gieterij te Croydon, waar het in aanwezigheid van prominenten werd bespeeld door Jef Denyn en Nora Johnston, dochter van de klokkengieter en leerling van Denyn. Tijdens de plechtige inhuldiging van het nieuwe gebouw op The Fourth of July speelde Jef Denyn vanuit de toren een programma, aangepast aan het gemengde publiek, met onder meer de Rubensmars en My Old Kentucky Home.

De Leuvense universiteitsbeiaard – officieel heet hij American Engineers’ Memorial Carillon and Clock – was in meerdere opzichten uniek.
Hij was de enige volledige Engelse beiaard die in België werd geplaatst. Tijdens het interbellum werden de Belgische klokkengieters immers sterk gepromoot en bleef onze markt gesloten voor de Engelse gieterijen Taylor en Gillett & Johnston, ondanks de superioriteit van hun klokken.
In Leuven kreeg Gillett & Johnston wel een kans gezien het internationale karakter van het project. Bijzonder is ook dat Leuven in 1928 de eerste Europese universiteit was die een beiaard kreeg en daardoor een eilandje van Amerikaanse beiaardcultuur werd op het Europese continent.
De Europese beiaardtraditie was immers voornamelijk een stedelijk fenomeen, in tegenstelling tot de Amerikaanse beiaardcultuur, die zich na de Eerste Wereldoorlog sterk ontwikkelde in kerken, openbare parken en universiteiten.
Pas veel later werd het Leuvense voorbeeld gevolgd aan de universiteiten van Rotterdam, Twente en Groningen.

De consultant van het beiaardproject was Frederick C. Mayer, organist van de militaire academie van West Point, N.Y. en de leidende Amerikaanse beiaardarchitect van die tijd. Drie jaar voordien had hij met de beiaard van de Park Avenue Baptist Church te New York het grootste klokkenspel ter wereld ontworpen.

Mayer plaatste de beiaard in vier etages. Ter hoogte van de wijzerplaten plaatste hij de speeltrommel, ter hoogte van het balkon werden de basklokken opgehangen, een verdieping hoger kwam het klavier en hierboven vonden de 42 overige klokken een plaats binnen 8 lantaarnopeningen.

De beiaard transponeerde een grote terts naar omlaag, net zoals de beroemde stadsbeiaard van Mechelen, en was daarmee volgens de inhuldigingsbrochure de zwaarste beiaard van Europa, een bewering die enkel correct is als de twee historische beiaarden in het koninklijk paleis van Mafra in Portugal buiten beschouwing worden gelaten.
Bovendien beschikte het Leuvense instrument met 48 klokken over drie klokjes in de discant die in Mechelen niet aanwezig waren.

Het prestigieuze project

De omvangrijkste Europese beiaard was in die tijd de belfortbeiaard van Gent met 52 klokken. Vermoedelijk wilden de Amerikanen dit record niet breken omdat dan de grootste beiaard ter wereld, de Laura Spellman Memorial Carillon te New York, zou geëvenaard worden. Bovendien kwam het totale aantal van 48 klokken mooi overeen met het toenmalige aantal Amerikaanse staten.
Diezelfde getallensymboliek vinden we terug in de vier wijzerplaten, die elk twaalf sterren hebben in plaats van cijfers en zelfs in de dimensies van het gebouw.
De bakstenen schacht van de toren is immers exact 48 meter hoog.

De Amerikaanse symboliek in de beiaard werd vervolledigd door de zeven ton zware basklok -tevens uurklok- , die de naam Liberty Bell of Louvain meekreeg, een expliciete verwijzing naar de beroemde Liberty Bell van Philadelphia. De klok draagt als opschrift :

THE LIBERTY BELL OF LOUVAIN THIS CARILLON IN MEMORY OF THE ENGINEERS OF THE UNITED STATES OF AMERICA WHO GAVE THEIR LIVES IN THE SERVICE OF THEIR COUNTRY AND ITS ALLIES IN THE GREAT WAR 1914-1918

Daarna volgen de namen van de vier overkoepelende ingenieursverenigingen.
Op de schouder van de klok staat een fries met de emblemen van de 16 deelnemende ingenieursverenigingen, de Belgische leeuw en de Amerikaanse arend.

De andere klokken zijn veel soberder. De grotere zijn versierd met een eenvoudige gotische fries en het gieterszegel van Gillett & Johnston.
De klokken dragen de naam van de gieter en het jaartal :

Gillett & Johnston. Croydon.England.1928.

De klokken dragen nummers van 1 tot 48, te starten bij de kleinste klok en een serienummers. . De kleinste klokken dragen geen opschrift, maar een inschrift.
Het klavier was van een Amerikaans type, met een concaaf en straalvorming pedaal van twee octaven. Het pedaal ligt echter meer naar rechts dan in de huidige Amerikaanse standaard. De klavierstokken liepen door tot c6, wat een uitbreiding tot 60 klokken mogelijk maakte (stel je voor dat nieuwe staten de USA zouden vervoegen …).
Het klavier bevatte een innovatie : om het speelcomfort te verhogen waren de laagste zes pedaalnoten voorzien van electro-pneumatische assistance pistons, die bovendien konden gekoppeld worden aan het hogere octaaf.

Op 17 mei 1940 werd de bibliotheek beschoten en grotendeels vernield. Engelsen en Duitsers gaven elkaar de schuld van deze nieuwe catastrofe. Hoe dan ook gingen meer dan 900.000 boeken in vlammen op, waaronder talrijke exemplaren die na de Eerste Wereldoorlog uit Duitse bibliotheken waren overgekomen als herstelbetaling.
De toren bleef echter intact en de klokken werden door de Duitsers niet weggenomen, ondanks het feit dat ze niet speelden. Beiaardklokken werden immers door de bezetter ongemoeid gelaten op voorwaarde dat ze daadwerkelijk werden bespeeld.
Vermoedelijk verhinderde de labiele toestand van het gebouw in combinatie met het gigantische klokgewicht de bezetter om tot opeising over te gaan.

Na 1945 geraakte de beiaard stilaan in verval. Corrosie tastte de klokken aan en de beiaard werd nauwelijks nog bespeeld. De universiteit had na de oorlog immers dwingender materiële noden dan het organiseren van beiaardbespelingen.
Enkel het kwartierspel bleef dag en nacht zijn klanken over de Leuvense binnenstad uitstrooien.

In 1979 werd de universiteitsbeiaard bezocht door Margo Halsted, de toenmalige beiaardier van de University of California at Riverside. Zij was onder de indruk van de slechte toestand van dit Amerikaanse geschenk en vroeg toelating aan de universiteit om fondsen te werven voor een grote restauratie. Onder haar impuls werd € 300.000 verzameld, ongeveer tweederde uit de Verenigde Staten en de rest uit ons land.
Koninklijke Eijsbouts vernieuwde de beiaard, Clock-o-Matic restaureerde het automatisch speelwerk en Paccard leverde een oefenklavier. Van de 48 klokken werden de 16 kleinste vervangen en de rest herstemd, op de Liberty Bell na, die te breed was om uit de toren verwijderd te worden.
Een nieuwe b-klok van 3 ton vulde de ontbrekende es1 in het pedaal aan en bijkomend werden 14 nieuwe klokjes gegoten, zodat de beiaard voortaan 63 klokken telde, een nieuw Europees record dat sneuvelde toen Mercedes-Benz in 1987 aan het 750-jarige Berlijn een beiaard schonk van 68 klokken.

De Latinist Jozef IJzewijn ontwierp voor de nieuwe b-klok enkele Latijnse opschriften :

HONORI ET MEMORIAE OMNIVM MACHINATORVM E CIVITATIBVS AMERICAE FOEDERATIS ORIVNDORVM QUI MARTE FVRENTE SANGVINEM PRO PATRIA PROFVDERVNT
Ter ere en herinnering aan alle Amerikaanse ingenieurs die door het oorlogsgeweld hun bloed voor hun vaderland vergoten hebben.
INTERPRES VARIAE SVM VITAE VOCE SONORA : FORTVNAM CELEBRO SIT BONA SITVE MALA. SIT PAX IN TERRIS, CONCORDIA REGNET IN ORBE: EX ALTO CVNCTIS HAEC PIA VOTA CANO;
Met mijn klanken vertolk ik de wisselingen van het leven:
Ik bezing het lot in goede en kwade dagen. Laat er vrede en eendracht zijn op aarde :
Dit wens ik u allen toe van op deze hoogte

De 30 nieuwe kleinere klokjes bevatten de namen van sponsorende instellingen en prominente figuren die iets met de beiaard te maken hebben.

De gerenoveerde beiaard werd op 7 oktober 1983 plechtig ingehuldigd met een concert door de beiaardiers Jo Haazen, Renaat Vansteenwegen en Janet Tebbel.
Bij die gelegenheid werd door bestuursleden van de Beiaardwereldfederatie het protocol getekend voor een Noord-Europees standaardklavier. Het nieuwe klavier van de universiteitsbeiaard was het eerste exemplaar van de nieuwe standaard.
De universitaire beiaardwerking werd verankerd door twee bijkomende maatregelen.
Er werd binnen de universiteitsbibliotheek een fonds met partituren en literatuur over beiaardmuziek opgericht en de KU Leuven en de Mechelse beiaardschool richtten een Leuvense beiaardklas in, zodat studenten beiaardles konden volgen naar het voorbeeld van een aantal Amerikaanse universiteiten. Sinds de restauratie is de Leuvense universiteitsbeiaard een van de prominentste klokkenspellen van Europa.
Hij wordt algemeen geroemd om de warme sonoriteit van zijn basregister.
Over de nieuwe discant zijn de meningen verdeeld : sommigen hadden het opportuun gevonden om de oorspronkelijke Gillett & Johnstonklokken te behouden, zodat de homogeniteit van het instrument bewaard bleef. Nochtans zijn ook de nieuwe klokken net zoals de oorspronkelijke reeks bewust gestemd met een iets te hoge kleine terts, wat hen een specifieke aangename klankkleur geeft.
De 35 ton zware beiaard hangt op een hoogte van ongeveer 65 meter en bepaalt hierdoor in hoge mate het klanklandschap van de Leuvense binnenstad.

Het publiek kan van de beiaardconcerten genieten in een rustige luisterplaats in theatervorm aan de achterkant van de bibliotheek. De toegang wordt gemarkeerd door een stenen klok die ooit als gevelsteen de klokkengieterij Michaux aan de Diestevest sierde.
De luisterplaats werd ingericht naar aanleiding van het Wereldbeiaardcongres van 1998, dat te Mechelen en te Leuven plaatsvond.

Automatisch speelwerk

Het automatische speelwerk is veel eenvoudiger dan men bij dit prestigieuze beiaardproject zou verwachten. De speeltrommel is voorzien van niet-versteekbare pinnen en is verbonden met slechts zes klokken. Die vormen een diatonische reeks zonder leidtoon op basis fis1, dus een octaaf boven de uurslag van de Liberty Bell (fis1 – gis1 – ais1 – b1- cis2 – dis2). Elke klok is voorzien van twee hamers.
Whitney Warren had het plan opgevat om de automaat te voorzien van de nationale liederen van de geallieerde landen die aan het westelijk front gestreden hadden : de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Frankrijk en België.
Uiteindelijk programmeerde Jef Denyn vier varianten op de Reuzegom, een oud Vlaams lied dat vooral in Frans-Vlaanderen vaak op automatische speelwerken te horen is.
De kwartieren geven achtereenvolgens een korte fantasie, een langere fantasie, het volkslied in verkorte vorm en tenslotte het volledige volkslied, gevolgd door de uurslag.

Er was een tweede trommel voorzien met muziek van Frederick Mayer zelf. Het was de bedoeling dat de twee trommels regelmatig zouden worden verwisseld : ‘Belgian and American tunes alternating will be reminders of the friendship of the two peoples’.
Dit is waarschijnlijk nooit gebeurd en de tweede trommel – indien hij al bestaan heeft – is momenteel spoorloos.

Na meer dan driekwarteeuw is de Reuzegom uitgegroeid tot het auditief icoon van de stad Leuven, net zoals de voorslag van Big Ben, de Westminster Quarters, dat voor Londen is. Het uurwerk is nog het oorspronkelijke exemplaar van 1928.
Sinds 1983 is het echter verbonden met een atoomuurwerk, zodat het kwartierspel steeds precies op tijd komt.

Historische stukken en curiosa in de bibliotheek

In de bibliotheek bevinden zich een aantal voorwerpen of opschriften die verband houden met de universiteitsbeiaard of de beiaardkunst in het algemeen. Wij vermelden ze vanuit het standpunt van de bezoeker die de bibliotheek binnenkomt en zich naar de toren begeeft. Op de muur rechts van de eerste treden op weg naar de eerste verdieping bevindt zich een opschrift dat verwijst naar de schenking van de beiaard en het uurwerk door de Amerikaanse ingenieurs.

In MEMORY of the ENGINEERS of the United States of America Who gave their lives in the Service of their country & its Allies in the Great War 1914-1918.
THE CARILLON & THE CLOCK IN THIS TOWER
have been given to the University of Louvain by members & friends of …
(volgen de namen van de 16 ingenieursorganisaties).

In de grote hall op de 1ste verdieping hangt een verkleinde kopie van de Liberty Bell.
Ze weegt 152 kg en klinkt fis2, dus twee octaven hoger dan haar grote zus.
Ze heeft bovendien dezelfde opschriften en versieringen en was een extra geschenk aan de universiteit vanwege de Amerikaanse ingenieursverenigingen. Ze wordt elke avond geklept om het sluitingsuur van de bibliotheek aan te kondigen en dankzij de weerkaatsende wanden van de hall wordt ze in het gebouw uitstekend gehoord !

Het gebouw herbergt nog een derde Liberty Bell. In het tabularium aan de zuidzijde van de bibliotheek wordt een inktpot bewaard in de vorm van een klok.
Ze werd gegoten door Gillett & Johnston en is een geschenk van de gieter aan rector Ladeuze. Haar opschrift luidt :

To Monseigneur P. Ladeuze A memento of the Louvain University Library Carillon July 4th 1928 From Cyril F. Johnston

Op de overloop van de trap die naar de tweede verdieping leidt, zien we vier koperen platen die verwijzen naar de restauratie van de beiaard in 1983. Het opschrift luidt :

LEUVEN CARILLON RESTORATION PROJECT Donors to the American Engineers Memorial Carillon Restoration Project Carillon rededicated on October 7, 1983 ENGINEERING SOCIETIES

Dan volgen de namen van 14 ingenieursverenigingen, 13 uit de USA en 1 Vlaamse, met daaronder de namen van 549 andere schenkers.

Naast de hall op de 2de verdieping bevindt zich de Andreas Valeriuszaal.
Hier worden een aantal kostbare handschriften tentoongesteld en er is ook beiaardmuziek te zien. Het universiteitsarchief bezit immers vier kostbare beiaardhandschriften, die afkomstig zijn uit de nalatenschap van ridder Xavier Van Elewyck : twee Leuvense beiaardhandschriften met muziek van de Leuvense stadsbeiaard (ca. 1750), de autograaf van de beroemde beiaardpreludia van de Leuvense stadsbeiaardier Matthias Vanden Gheyn en het beiaardboek van Frans De Prins, beiaardier van de Sint-Geertruikerk (1781).

Links van het torendeurtje staat een beeld van de Leuvense stadsbeiaardier Matthias Vanden Gheyn. Het is een plaasteren model voor het Vanden Gheynbeeld op de voorgevel van het Leuvense stadhuis. In 1995 kocht de KU Leuven het bij een Leuvense antiquair. Even buigen voor de Bach van de beiaard voor de we de toren binnengaan …

Restanten van de oorspronkelijke beiaard buiten de bibliotheek

De kleinste 16 klokjes van de oorspronkelijke beiaard zijn momenteel te zien en te horen in het Leuvense Groot Begijnhof. In 1998 werden ze op initiatief van de universiteitsbeiaardier herstemd door Koninklijke Eijsbouts en als voorslag opgehangen in de dakruiter van de Sint-Jan-de-Doperkerk.
Sindsdien klinkt in het begijnhof om het halfuur een melodietje, aangepast aan het universitair en kerkelijk jaar.
Op gewone dagen klinkt het begijnenlied Heer Jezus heeft een hofken.

Het oorspronkelijke klavier van Gillett & Johnston is door de K.U Leuven in langdurige bruikleen gegeven aan het Nationaal Beiaardmuseum te Asten, waar het een van de pronkstukken is.

0verzicht beiaardiers

De eerste universiteitsbeiaardier was Arthur Bigelow. Deze Amerikaan woonde en studeerde in Leuven en werd stadsbeiaardier in 1934, kort na de herinrichting van de Sint-Pietersbeiaard. Hij bespeelde ook geregeld de universiteitsbeiaard, hoewel niet duidelijk is of hij hier een officiële aanstelling had.
In 1940 vluchtte Bigelow met zijn latere vrouw, die hij in Leuven had leren kennen, via Frankrijk en Portugal naar de Verenigde Staten. Hij werd beiaardier aan de universiteit van Princeton en kwam na de oorlog nog slechts sporadisch terug naar Leuven.

Tussen 1940 en 1976 was er geen beiaardier en werd de beiaard slechts zelden bespeeld.

In 1976 verzocht de KU Leuven stadsbeiaardier Renaat Vansteenwegen om op vrijdagen om 17 u de universiteitsbeiaard te bespelen. Vansteenwegen bleef universiteitsbeiaardier tot 1991 en werd toen opgevolgd door Luc Rombouts. De helft van de bespelingen wordt verzorgd door een team van vijf gastbeiaardiers.

Tekst: Luc Rombouts

Geplaatst in Torens.