Norbertijnenabdij Postel

Geschiedenis van de beiaard

In de Noorderkempen, te midden van de bossen, ligt de Norbertijnenabdij van Postel. De monniken van de abdij van Floreffe stichtten in 1138 de Priorij van Postel. In de 14e en 16de eeuw kende de abdij vaak woelige tijden ten gevolge van oorlogen (o.a. Brabantse Successieoorlog, Gelderse Oorlogen, Geuzen, …). Uiteindelijk werd Postel in 1613 een proosdij en in 1618 een zelfstandige abdij, met als eerste abt Rombout (Rumoldus) Colibrant, die ook aan de basis ligt van de Postelse beiaardgeschiedenis.

Een beiaard in de 17de eeuw?

Colibrant heeft (eerst als proost, daarna als abt) heel wat bouwwerken verricht aan de abdijgebouwen. In 1610 laat hij een bijzonder sierlijke belforttoren in renaissancestijl optrekken. Wellicht was deze toren als uitkijktoren bedoeld, maar zeker is dat er een uurwerk moest inkomen dat verbonden zou worden met een klokkenspel. Tot op heden wordt deze toren (die niet te verwarren is met de uit 1769 daterende toren van de abdij- of Sint-Niklaaskerk) dan ook de beiaardtoren genoemd. Hij is 35 m hoog, omzoomd met grijze hard- en gele mergelstenen waarop verschillende figuren zijn gestoken en eindigt in een open octogone lantaarn waarin de huidige beiaard is opgehangen.

Volgens Eduard Grégoir werd er in 1627 een klokkenspel, samengesteld uit 30 klokken, in de toren opgehangen. Van Doorslaer meent dat het hier wellicht om een vergissing gaat en verwijst hierbij naar twee klokken uit 1672 die (in 1939) nog in de toren hingen. Op één van de klokken stond het opschrift Joannes Lefever heeft me ghegoten ’t Antwerpen . Er is volgens Van Doorslaer mogelijks een verwarring tussen 1627 en 1672. Toch is het anderzijds volgens hem niet uitgesloten dat er voor 1627 al een voorslag was. Hij verwijst hiervoor naar een klok uit 1597 waarop het wapenschild van abt Colibrant staat. Jef Rottiers spreekt in zijn boek Beiaarden in België ook van 30 klokken in 1630 en voegt eraan toe “naar de toen heersende mode om meer het oog dan het oor te voldoen was de opstelling kringvormig”. Op welke bron hij deze uitspraak baseert wordt niet vermeld. In Molenijzer, het tijdschrift van de abdij, getuigt abt Gregorius Waterschoot dan weer in 1948 “we hebben hier nog een oude gebarsten klok (1672) van 80kg die enige jaren geleden nog als uurslag dienst deed. Ook een kleinere van 20kg (1627). Deze laatste heeft klaarblijkelijk niet tot de beiaard behoord want ze heeft geen klepel”

Hoe dan ook ontbreken documenten die het bestaan van een beiaard met 30 klokken in de 17de eeuw ontegensprekelijk kunnen staven. Zeker is wel dat de toren in 1610 bestemd was voor een klokkenspel en dat de naam beiaardtoren al vanaf de bouw ervan kan gebruikt geweest zijn.

De beiaard van Alexius Julien

In 1723/1724 giet Alexius Julien uit Lier een nieuwe reeks klokken (al dan niet ter vervanging van de bestaande beiaard). Verschillende bronnen, die mekaar citeren, spreken van 24 klokken, maar volgens de gegevens van abt Waterschoot betrof het 25 klokken. Hij baseert zich hiervoor op de 25 gaten die in de torenvloer zichtbaar zijn langs waar de draden liepen die het klavier met de klokken verbonden. Ook het vermolmde 18de eeuwse klavier dat momenteel nog op een tussenzolder staat, heeft 25 toetsen. Uit de toestand van het klavier meende Waterschoot ook te mogen afleiden dat de beiaard “zelden of nooit bespeeld werd”. Maar er was in ieder geval een handklavier aanwezig dat verbonden was met de Julien-klokken.

Het aantal van 25 klokken wordt ook bevestigd in de interessante correspondentie tussen pater F.G. Thijs van de Postelse abdij en een niet nader genoemde collega uit de abdij van Averbode. De briefwisseling, die wegens het belang ervan als bijlage wordt opgenomen, dateert van eind 18de eeuw en gaat over het versteken van aria’s op de speeltrommel, waarvoor F.G.Thijs verantwoordelijk was. Hij schrijft: “onzen Beyaert Postel heeft maer deze 25 klokken”. Maar toch was het automatisch speelwerk indrukwekkend: de trommel had 77 hamers (gaande van 2 tot 4 per klok) en 63 clavieren (= lichters). Het aantal trommelmaten bedroeg (vermoedelijk) 102 maten als we afgaan op de verdeling die Thijs aangeeft (63 voor het uur, 29 voor het half uur, 3 voor elk kwartier en “drij sesthienden deelen minder als een maet” voor de halve kwartieren. Of de trommel ook door Julien werd gegoten is niet geweten, maar het lijkt zeker niet uitgesloten.

De Franse revolutie

Aan het einde van de 18de eeuw haalden de paters van Postel, uit vrees voor de oprukkende Franse soldaten, de klokken uit de beiaardtoren en begroeven ze onder de aarde bij Hendrik van den Broeck op de Weebosch, onder Bergeijk, gelegen tussen Postel en Eindhoven. In 1836 werden deze klokken verkocht aan Helmond in Nederland door de bemiddeling van Joannes Beugels die, nadat hij uit Postel was gevlucht voor de Fransen, in 1793 als rector van de Latijnse school in Helmond was aangesteld. Hij regelde de verkoop via de firma Petit die afstammelingen zijn van Alexius Julien. Momenteel maken nog zeven Julien-klokken deel uit van de beiaard die is opgehangen in de St. Lambertuskerk (eertijds een parochie van de Norbertijnen van Postel).

De beiaard van Marcel Michiels jr.

Naar aanleiding van het achtste eeuwfeest van de stichting van de abdij en het eerste eeuwfeest van de terugkeer na de Franse revolutie, nam de toenmalige prior en latere abt Gregorius Waterschoot in 1947 het initiatief om een nieuwe beiaard te installeren. Deze beiaard werd geschonken door de gemeente Mol en de vrienden van de abdij.
Marcel Michiels Jr. uit Doornik goot een reeks van 40 klokken (c2-d2-e2—f5). De zwaarste klok woog ca. 300kg. Het klavier was een stokkenklavier met houten kader en ijzeren omsluiting en werd gemaakt door uurwerkmaker Somers uit Mechelen.
Het mechanisch spel werd in 1948 ook door de firma Somers geïnstalleerd; de trommel bevond zich achter de speeltafel. Het betrof een trommel van 600kg, verbonden met een gewicht van 92kg (bediend door een electrische motor) met een doorsnede van ongeveer 1,10m. Er waren 120 maten en 60 lichters, wat in totaal dus 7200 trommelgaten oplevert.

De 30 grootste klokken (c2-g4) waren verbonden met de trommel. Sommige klokken waren van 2 of 3 hamers voorzien en bovendien waren er op sommige klokken nog reserve-hamers. Frans Vos, voormalig beiaardier van de abdij, vertelde mij dat het een springtrommel was (cf. Joltrain-trommel in Lier), maar dit heb ik nog niet kunnen verifiëren (de trommel werd in 1988 verwijderd. Cf.infra).
De trommel werd een eerste maal verstoken door Staf Nees zelf op 23 juli 1948.
In Molenijzer vertelt Gr. Waterschoot dat hij hiervoor “937 pinnen in de trommel plaats (…) de melodieën zijn allen uit de de beiaardcantate” (cf. infra).

In een voorstel tot restauratie en vernieuwing van de beiaard van Postel in 1988, staat over dit automatisch speelwerk van Somers: “Alle toonstiften zijn door veelvuldig gebruik afgesleten, de tractuur en de lichters werken onevenwichtig en zijn eveneens versleten. Dit spel gaf nooit voldoening; het liep onevenwichtig, het is een slechte mechanische constructie”.

De Michielsbeiaard werd ingespeeld op 14 september 1947 door Staf Nees en door Gregorius Waterschoot, prior en organist van de abdij en leerling der Mechelse beiaardschool.
Staf Nees componeerde een Beiaardcantate n.a.v. “het 800-jarig bestaan van de abdij en het eeuwfeest van de wederkomst van de Norbertijnen te Postel”. De inhuldiging van de nieuwe beiaard vormde een onderdeel van deze feestelijkheden. De Beiaardcantate was op tekst van E.v.d. Berg o.praem, pastoor van Postel. Het is niet meteen grote poëzie, maar het geeft wel de typische sfeer weer van de Kempen, de geschiedenis van de abdij en de verwachtingen t.o.v. de nieuwe beiaard.
Het refrein geeft dit mooi weer:

Waar de bossen eeuwig zingen, waar de hei de hemel raakt, waar de Neetjes stil ontspringen waar de beiaardtoren waakt.

De Beiaardcantate is geschreven voor drie mannenstemmen en kinderkoor (knapen) met pianobegeleiding (of klein instrumentaal ensemble?). Bij de uitvoerders waren o.m. een koor samengesteld uit paters van de abdij en het knapenkoor van Bergeijk. Uit de partituur blijkt dat voor het slotkoor Heden moeten bronzen monden onze dankbaarheid verkonden , een intermezzo voor beiaard voorzien was. Of het hier een uitgeschreven partituur betrof, is niet duidelijk; het lijkt aannemelijk dat Staf Nees zelf een improvisatie speelde, als inleiding op het slotkoor.

Tot op de dag van vandaag speelt de automaat op de ‘gewone dagen’ nog vier uitreksels uit deze beiaardcantate. In 1947 werd de beiaardcantate ook opgenomen. Wellicht is deze grammofoonplaat nog ergens terug te vinden?

In Molenijzer van juli 1948 lezen we: “Het oude beiaardklavier van voor de Franse revolutie heeft een net plaatsje in het zeer propere archief-lokaal. – Intussen speelt Mhr. De Prior (= Gr. Waterschoot) op het nieuw oefenklavier. Het ding doet het reuze. Mannen van het vak roepen er over.”

De beiaard van Michiels / Eijsbouts

In 1969 werd de beiaard onder impuls van Frans Vos uitgebreid door Eijsbouts met zeven nieuwe discantklokjes (fis5-c6). In 1988 ging men over tot een grondige restauratie van de torenspits en van de beiaard. Eijsbouts goot een bes1 (Petrus) en een es2 (Gregorius) waardoor het totaal aantal klokken op 49 kwam. Bovendien werden elf discantklokjes van Michiels “omwille van de slechte stemming, vooral qua prime” hergoten (g4-f5). Alle 49 klokken werden gestemd in de gelijkzwevende stemming met diapason 435 Hz waarbij werd rekening gehouden met het typisch Michielskarakter. Ook moest de klokkenstoel en de tractuur, speelklepels etc. die volledig onderkomen waren, volledig vernieuwd worden. Het klavier van Somers werd vervangen door een nieuw klavier “volgens de normen en maten die in een overeenkomst werden bepaald te Leuven (…) op 07.10.83 tussen de Adviescommissie van de Belgische Beiaardiersgilde, de Nederlandse Klokkenspelvereniging en de Deense Gilde van beiaardiers”.

Het uurwerk was nog grotendeels 17de eeuws en stond een verdieping lager, maar was “zo primitief gemaakt dat restauratie ervan geweigerd werd bij de plaatsing van de trommel in 1948” . Eén en ander betekende dat het uurwerk en de trommel “die geen historische waarde heeft” werden vervangen door electronische apparaten. De restanten van het oude uurwerk, het oude Somersklavier en het 17de eeuwse klavier staan nu nog op een tussenverdieping in de beiaardtoren, maar de trommel werd, jammer genoeg, in stukken gezaagd en als schroot verkocht. Een computerspeelwerk bedient nu de 37 zwaarste klokken.

De beiaard van Postel wordt enkel sporadisch bespeeld en heeft, na Frans Vos, geen vaste titularis meer gehad. Nochtans vormt de abdij een uniek kader voor luisteraars (o.a. de binnenkoer met zicht op de bevallige beiaardtoren). De weinige bespelingen en concerten die er doorgaan worden door pater Ivo Billiaert in samenwerking met het beiaardcomité van Mol (waarvan Postel een gehucht is) geörganiseerd.

Bij gelegenheid van de viering van het 850-jarig bestaan van de Norbertijnenabdij Postel, nam Frans Vos een CD op met de beiaard van Postel en Mol. Hierop staat o.a. een bewerking van het slotkoor uit de beiaardcantate van Staf Nees.

 

Tekst: Carl Van Eyndhoven

Geplaatst in Torens.