Geschiedenis van de beiaardVan de eerste klokken tot de eerste beiaardDe eerste vermelding van een klok, een gemeenteklok, dateert uit het charter van Hendrik I uit 1233. Bijna honderd jaar later, in 1327, is er sprake van een weversklok Vanaf 1381 tot 1573 was er bovendien een zogenaamde Jaquemart. De eerste ervan – opgesteld in de westertoren – bestaat uit de volgende elementen: a) een uurwerk gemaakt door meester Jan van Hingene uit Aalst in 1381 b) twee klokjes gegoten door een zekere Daniel, klokkengieter in Leuven c) een groot beeld, genaamd Meester Jan, in de galerij van de klokketoren, dat door middel van een hamer het uur sloeg. In 1434 giet Godefroid van Bechelen uit Leuven twee nieuwe klokken: één voor het slaan van het uur (4000 pond) en een zwaardere van 6050 pond. Op 30 juli 1458 brandt de toren van de kerk echter volledig af, waarbij de klokken smelten en het uurwerk, samen met de eerste Jaquemart, verloren gaan. Deze klokkengieters krijgen nog in 1458 de toestemming om de Mariaklok te gieten op de Oude Markt te Leuven (26 oktober 1458). De klok weegt 6000 pond en draagt de volgende inscriptie: Nog in 1458 komt er een bijkomende klok, de Carolusklok (vermoedelijk toon c1), ook “Poortklok” genoemd omdat ze luidt op het ogenblik dat de stadspoorten ’s avonds worden gesloten. Deze klok wordt gegoten op de Keizersberg door de gebroeders Jan en Willem Hoerken uit ‘s-Hertogenbosch, weegt 5000 pond en heeft het volgende klokopschrift: Na de restauratie van de toren in 1459 wordt uurwerkmeester Jan vanden Vekene belast met het maken van een nieuw uurwerk, dat voortaan ook de halve uren zal slaan. In 1462 giet Dominique Magret een bourdonklok (PHILIPPE) van 12000 pond. Deze klok barst echter al in 1494, en wordt op 4 mei 1496 in de Leuvense Hallen hergoten door klokkengieter Gobelinus Moer (‘s-Hertogenbosch). De kerkleiders willen later nog een bijkomende klok om de dagelijkse kerkdiensten aan te kondigen, waarvoor Joris I (Georgius) Waghevens in 1522 de kleine Annaklok giet (die eveneens als poortklok zal dienst doen). De Annaklok is versierd met een aantal afbeeldingen: een zwaan die een banderol draagt met de woorden “poir Dieu”, de Heilige Maagd met kind Jezus, St-Michiel die de draak verplettert en de Heilige Anna met het opschrift “Anna vocor”. Het klokopschrift van deze klok luidt: Twee jaar later, in 1524, levert Josse Metsys een – volgens Van Even – bijzonder opmerkelijk model van wijzerplaat. Tegelijkertijd worden het uurwerk en Jaquemart gerestaureerd door Hendrik van Bree uit Leuven. De eerste vermelding van een aaneengesloten reeks klokken dateert uit 1525, toen het Leuvense stadsbestuur een klokkenspel kocht van 8 klokken (of 9, de stadsrekeningen zijn tegenstrijdig) bij Peter Waghevens uit Mechelen (3588 pond). In 1548 wordt dit klokkenspel van een stokkenklavier voorzien. Er zijn plannen ook voor een uitbreiding, zoals in 1562 – waarbij de Mechelse gieter Pieter Vanden Ghein wordt gecontacteerd – maar deze worden nooit uitgevoerd. Het uurwerk en de Jaquemart worden wél vervangen, want in 1562 levert Willem van Bree, uurwerkmaker te ’s Hertogenbosch en zoon van Hendrik Van Bree, de wijzerplaat en het raderwerk voor een nieuw uurwerk. De Jaquemart van 2000 pond wordt door een lichter beeld vervangen, gemaakt door de Leuvense beeldsnijder Walraven Scepman. Bij het instorten van een deel van de toren in 1573, valt het uurwerk naar beneden. 17de eeuwWat de 17de eeuw betreft is er geen zekerheid wat er met de bestaande klokken is gebeurd, evenmin of er bijkomende klokken werden gegoten. De aanpassingen en uitbreidingen werden niet altijd zorgvuldig in de stadsrekeningen opgetekend. 18de eeuwHet is wel met zekerheid geweten dat het stadsbestuur in 1725 beslist om een volledige beiaard te kopen, samen met een nieuw torenuurwerk. Henri Foltrain uit Antwerpen levert in 1727 het nieuwe torenuurwerk, en met Andreas-Franciscus Vanden Gheyn wordt een overeenkomst afgesloten om een nieuwe beiaard te leveren. Desondanks betreft het het instrument waarop de zoon van de gieter, Nadien, in 1732, vervaardigt Karel Alexander Lion uit Charleroi het beiaardmechanisme en giet Andreas-Franciscus Vanden Gheyn een beiaardtrommel (lengte: 6 voeten 1 duim, diameter: 6 voeten en 4 duimen, met 6576 gaten). Franse revolutie De Leuvense kroniekschrijver J.B.Hous noteert verschillende gebeurtenissen met betrekking tot de klokken en de beiaard, zoals ondermeer in 1794 -“de 23 8ber moesten savents ten 8 uren alle de clocken luyden tot tien uren ten oorsaeken van het winnen van dese vier plaetsen te weten Hulst, Axel, ’t Sas van gendt en de Philippin, door de Franschen” – of in 1795 – “de groote klock moest luyden en den byaert spelen onder het geduerig geroep Vivat de republiek”. Vele abdijen en kloosters verliezen tijdens deze periode hun klokken (“Den 25 meert 1797 syn de klocken naer de vaert gevoert die uyt de torens gedaen syn van de cloosters die verjaegt syn”), maar enkele handige Premontstratenzers van de Abdij van ’t Park demonteren in 1796 de beiaard van hún abdijkerk en verstoppen de klokken onder de grond. Er worden zeer veel overwinningen gevierd en de klokken moeten steeds meer en langer luiden, zoals in 1798:”de 23 februari heeft savents ten aght uren de groote klock (de grote stormklok) geluyt en den beiert gespeelt tot elf uren om dat de Franschen in Roomen waeren van den 22 Pluviose of den 10 februari” Enkele klokken van de Sint-Pieterskerk worden in datzelfde jaar echter gedemonteerd: “den 7 meert syn de clyn clocken onder de naem van schellen uyt den toren van Sinte Peeter gedaen” Het betreft de Sint-Pieterklok, de Sint-Paulusklok en 2 schellen. In 1801 schrijft Hous: “den feestdag van de fondatie van de republiek is geviert in de volgende order, den 22 september heeft savents ten 7 uren tot 9 uren de clock van Sinte Peeter (ick segh de clock van Sinte Peeter en daer is maer een clock in de heel stadt van Loven) geluyt en den beyaert gespeelt” Een nieuw begin Vanaf juni 1802 komt er – voorlopig – verandering in de woelige periode. De overlevende paters van de Abdij van ’t Park stellen in 1810 voor om hun beiaard om te ruilen met de stadsbeiaard. Alleen het verschil in gewicht moet door de stad bijbetaald worden. Deze beiaard bevatte toen 40 klokken (omvang c1 van 2850 Kg tot f4 van 7,5 Kg, totaal gewicht 10.381 kg), waarvan 32 gegoten door Albert de Grave en Claes Noorden (Amsterdam), 7 door Andreas-Franciscus Vanden Gheyn (Leuven) en 1 door Claude en Joseph Plumere (Hoei). De commissie moet niet lang nadenken, want de stad kan hiermee een uitstekende beiaard verwerven. Albert de Grave en Claes Noorden waren immers leerlingen van de beroemde gebroeders Hemony te Amsterdam en hebben het vakmanschap van hun leermeesters dicht benaderd. Het voorstel wordt goedgekeurd, en de klokken worden opgehangen in de vieringtoren van de Sint-Pieterskerk. In 1811 wordt de “nieuwe” stadsbeiaard ingespeeld: “den eersten 7ber op Loven kermis dag, heeft den beyaert van Sinte Peeter den eersten keer gespeelt” Het is trouwens niet bekend wat de bestemming is geweest die de abdij heeft gegeven aan de klokken van de voormalige stadsbeiaard. Wellicht werden de klokken doorverkocht, net zoals de trommel uit 1732 die in 1828 werd verkocht aan Andreas Lodewijk Vanden Gheyn. Vier jaar later, in 1815, viert men uitbundig het einde van de Franse revolutie, met ondermeer beiaardspel op de twee Leuvense beiaarden (Sint-Pieterskerk en Sint-Geertruikerk): “den 19 juni smiddaegs ten twelf uren quam hier de tyding dat het fransch leger dat gecommandeert wirt door Bonaparte, geslagen was op alle pointen en veel stucken canon op den vyandt genomen, aenstonts wirt der order gegeven van alle de klocken te luyden en de twee beyaerden te spelen en hebben geluydt tot savents” Abrupt einde van een mooie beiaardIn de eerste helft van de 19de eeuw worden enkele aanpassingswerken of herstellingen uitgevoerd, zoals het aanbrengen van galmborden in 1822 (“den 11 August – tegenwoordig syn sy besig met jaloesien te hangen in den beyaert-thoren van Sinte Peeters kerck”), of het herstellen van het torenuurwerk van Henri Foltrain in 1837 en het aanpassen van het beiaardmechanisme in 1844. In 1851 giet Séverin Van Aerschodt en zijn vennoot Felix Van Espen een nieuwe luidklok. Deze “Peetersklok” (toon d) of Boogaertsklok wordt genoemd naar de Leuvense advocaat Jean-Joseph Boogaerts (+ Leuven 1850) die bij testament aan de kerkfabriek van de Sint-Pieterskerk een bedrag van 9000 BF had nagelaten om daarmee een nieuwe klok te kopen (2794 kg met diameter van 1610 mm). In 1914 vindt dan de meest tragische dag plaats in de geschiedenis van de stad Leuven. De beiaard van 1932Geruime tijd na de Eerste Wereldoorlog beslist het stadsbestuur om terug een nieuwe beiaard te plaatsen, en na diverse aanbestedingen worden in 1930 4 luidklokken en 38 beiaardklokken besteld bij de Leuvense klokkengieters Constant en François Sergeys (vader en zoon), die de luidklokken nog in hetzelfde jaar opleveren en de beiaard in 1932. Sergeys installeert tevens het trommelspeelwerk met de trommel uit 1885 die redelijk ongeschonden de vernielingen heeft doorstaan. Heel opmerkelijk is wel dat de stad één jaar later, in 1934, op verzoek van Constant Sergeys, een bijkomende bestelling plaatst bij Sergeys om de beiaard volledig te verplaatsen naar een verdieping hoger in de toren. Niemand hield het voor mogelijk, maar de stadsbeiaard gaat opnieuw volledig verloren, ditmaal tijdens de Tweede Wereldoorlog. Eerder, in 1943, werd een commissie voor het behoud van de klokken opgericht en op haar aandringen krijgt ze de garantie dat ondermeer alle historische klokken in België van vóór 1790 en alle beiaarden onaangeroerd zouden blijven. Dezelfde commissie besluit echter in 1944 om, tegen de gemaakte afspraken in, de beiaard van de Sint-Pieterskerk te laten wegnemen in ruil voor het behoud van de 5 luidklokken van Sint-Kwintenskerk (Van Aerschodt A° 1835-1855-1869-1875) – die geantidateerd werden en onder de naam van een andere gieter waren opgegeven (J. en J.Plumere A° 1671) – én het behoud van de 5 klokken (Van Aerschodt) van de abdij Keizersberg. Binnen de klokkencommissie achtte men het blijkbaar belangrijker tien Van Aerschodt-klokken te ruilen tegen de nieuwe Sergeys-beiaard. Later in het jaar worden alle klokken van de beiaard van de Sint-Pieterskerk (die opnieuw zwaar gehavend werd door de bombardementen) opgeëist door de bezettende overheid. Eén klok (nr 9 uit de huidige klokkenlijst) blijft in de toren. Twee weken later worden de teruggekeerde klokken in processie doorheen de Leuvense binnenstad gevoerd, met eveneens een bezoek aan de klokkengieterij Sergeys. 24 klokken en stukken van 3 gebroken klokken (totaal 4.628 kg) worden daarna bij de firma Sergeys in bewaring gegeven en 11 worden voorlopig beneden in de Sint-Pieterskerk geplaatst. De beiaard van 1960Na enkele aanbestedingen wordt in 1960 een bestelling geplaatst bij François Sergeys voor 22 nieuwe klokken, ter vervanging van 10 die ontbraken, en 12 die gebarsten of beschadigd teruggekomen zijn. Op 9 juni 1961 gieten vader en zoon François en Jacques Sergeys de Mariaklok, die nadien op 16 september wordt ingewijd. Later op het jaar worden de andere klokken opgeleverd en gekeurd door Staf Nees, toenmalig directeur van de Mechelse beiaardschool. Het automatisch speelwerk wordt eveneens opnieuw hersteld (in 1968) door Sergeys in samenwerking met firma Meridiaan, waarbij het oude opwindingsmechanisme van de trommel wordt vervangen door een elektrische motor. Reeds in 1974 beslist de Stad Leuven om over te gaan tot een algemene restauratie van hun beiaard. Het duurt echter tot 1988 alvorens het definitieve aanbestedingsdossier wordt goedgekeurd en toegekend aan de firma Clock-o-Matic. In 1990 worden alle klokken herstemd door Eijsbouts, waarbij één klok (nr 8) wordt hergoten. Clock-o-Matic levert een nieuwe klokkenstoel, speelcabine, klavier en tractuur. Op 14 oktober speelt Renaat Vansteenwegen het inhuldigingsconcert. Na waterschade in de winter van 2002 blijkt dat het klavier volledig moet worden gedemonteerd en grondig hersteld. Dit wordt eveneens uitgevoerd door Clock-o-Matic waarbij tevens enkele aanpassingen worden aangebracht aan het klavier op basis van het advies van de stadsbeiaardiers, met als voornaamste element een licht verminderde diepgang van de toets, ten opzichte van de Noord-Europese standaard. BesluitIn het bruisende leven van de stad Leuven hebben de klokken en de beiaard van de Sint-Pieterskerk bijna altijd een grote rol toebedeeld gekregen. Automatisch spelDe Sint-Pieterskerk beschikt over een automatisch spel minstens vanaf 1525. In 1885 herstelt Michiels uit Doornik het uurwerkmechanisme en levert een nieuwe trommel voor het automatische speelwerk met een diameter van 138 cm, 164 rijen en 90 lichters. In 1914 wordt de beiaard vernield door de fameuze brand dat jaar, maar de trommel blijft vrij ongeschonden. In 1932 wordt het trommelspeelwerk met de trommel uit 1885 teruggeplaatst. Jef Denyn adviseert de hamerverdeling en bepaalt het aantal noodzakelijke stiften (noten) op 3600. Tijdens de oorlog ligt de trommel stil, en wanneer de klokken worden weggenomen in 1944, duurt het 24 jaar alvorens de trommel terug aangesloten wordt. Het automatisch speelwerk wordt hersteld in 1968 door Sergeys in samenwerking met firma Meridiaan, waarbij het oude opwindingsmechanisme van de trommel wordt vervangen door een elektrische motor. Stadsbeiaardiers1525 – 1544 Peeteren van Thienen
Tekst: Jacques Sergeys en Koen Van Assche |
Sint-Pieterskerk Leuven
Geplaatst in Torens.