Stadsbeiaard Antwerpen

Geschiedenis van de beiaard van Antwerpen

In 1482 “…begonst men te spelen op clocken…

…aldaer doende trecken die seel met stocken” is nog steeds de oudste verwijzing naar een beiaardklavier. Bovendien vermeldt dezelfde kroniek één jaar vroeger dat er “alderhande liedekens en choorsanck” werden gespeeld.
Er was inderdaad reeds vroeg een grote klokkenbedrijvigheid.
In de 14de eeuw werd er in de stadsrekeningen melding gemaakt van de stormklok Orida (Gerardus de Leodio, Antwerpen, 1316, 1.928 kg), de werck- of daghclocke (1398), een slaepclocke, een diefclocke, een vuerclocke, en de wacht-clocke (1398). In de 15de eeuw hingen kerk en stad meerdere klokken bij, o.m. twee van Gherijt Butendiic (Utrecht, 1431), twee van Joannes en Willem Hoerken genaamd Gabriël en Maria (’s Hertogen-bosch, 1459), en Salvator, Maximiliaen, Peter en Elisabet van Henricus Waghevens (Mechelen, 1480).
Hoewel er vanaf 1431 in de kerkrekeningen anders werd gehonoreerd voor beyaerden dan voor luyen, was er van traditioneel beiaardspel nog geen sprake.
In 1507 kregen Willem en Gaspar Moer (’s Hertogenbosch) van de kerkmagistratuur opdracht om, ter ere van Keizer Karel, Antwerpens zwaarste klok te gieten: Karolus (ca. 5.500 kg.)
Deze werd in mei van dat jaar op het kerkhof van de kathedraal gegoten.

De wedijver tussen kerk en stad

Tegen het begin van de 16de eeuw bezat de stad een diatonische voorslag.
Bij de bestelling van een nieuw torenuurwerk en voorslag in 1535, kreeg Cornelius Waghevens (Antwerpen) opdracht deze met 12 klokken uit te breiden. In 1538 werd het uurwerk geplaatst, in 1540 de klokken gegoten en op 7 maart van dat jaar klonk het automatisch speelwerk, bestaande uit tenminste 17 klokken (wellicht meer, want in 1541 werden er 10 kleintjes verkocht aan de Sint-Andrieskerk.)
Bij de inhuldiging speelde beiaardier Sambsoen van Solbrecht Mertenszoon. Hij bleef beiaardier tot 1560 en werd opgevolgd door Jacques Rieulin.
De kerkmagistratuur reageerde op deze beiaardevolutie en besliste in 1563 een zware luidklok (Thomas, ca. 4.000 kg) en 18 kleine klokken te bestellen. Die opdracht ging naar Jean Fer uit Doornik.
De kerkbeiaard werd ingeschakeld bij de erediensten en werd ook wel de daeghelyksche beiaard genoemd. Het repertorium moest bestaan uit “eenige psalmen, geestelycke oft welstichtige liedekens ende loffsangen, tot beter onderrichtinge vande gemeynte ende stichtinge van d’eene ende d’ander religie”.
Dit kreeg Jacques Rieulin te horen in 1580-1581 omdat hij “onbehoorlycke oft onstich-telycke balladen, liedekens of dichten” had gespeeld. In 1596 werd één klein klokje van de kerkbeiaard hergoten door Cornelius Janssens (Antwerpen).
De ondertussen afgewerkte toren en haar instrumenten werden een curiosum en in 1608 verscheen te Hannover het boekje Tintinnabulis met daarin een tekening waarop een beiaardier staat afgebeeld.
Het betreft een fantasietekening van de Antwerpse beiaard (33 klokken) en haar beiaardier. Deze prent is totnogtoe de oudst gekende afbeelding van een beiaardier.
In de daaropvolgende jaren verschenen gelijkaardige tekeningen: Angelo Roccha, De Campanis Commentarius, Rome 1612; Marin Mersenne, Harmonicorum Libri, Parijs, 1636. Zij beschrijven alledrie “het uitstekend muzikaal samenspel, zo kunstig en harmonieus, dat men geen klokken maar een orgel schijnt te horen.”

De kerk- of kapittelbeiaard (hoogte ca. 50 meter)

In 1637 hadden de kerkmeesters Jan Cauthals (Mechelen, +1640) belast met het verbeteren van hun beiaard.
Blijkbaar zonder bevrediging want in 1654 kregen François en Pieter Hemony (Zutphen) de opdracht om een nieuw instrument te gieten van 32 klokken.
Drie basklokken werden geïntegreerd (Karolus (gis0 = c1), Thomas en Maria).
Zo beschikte de kerk in 1655 over een instrument van 35 klokken (klaviertonen c1 , d1, e1 – chrom. -c4).
Pieter Teron vervaardigde “een nieu clouwier”.
Vóór 1767 werden twee anonieme discant-klokjes toegevoegd (klaviertoon d4 en e4).
Onder impuls van Joannes de Gruijtters kwamen er in 1767 nog drie discantklokjes bij van Joris du Mery (klaviertoon cis4, dis4 en f4) zodat het totaal op 40 kwam.
Na de ambtstermijn van vader en zoon de Gruijtters werd de kerkbeiaard steeds minder bespeeld (tijdens de Franse Revolutie was er een speelverbod) en het instrument geraakte stilaan in verval.
Na W.O.I werden negen klokken uitgeleend aan behoeftige parochies.
In 1925 verhuisden nog 23 klokken naar de tuin van de dekenij, zodat enkel de acht luidklokken overbleven.
Na W.O. II werden opnieuw verscheidene klokken uitgeleend.
Toen alle klokken werden teruggevraagd in 1957, had men er nog slechts 24.
Nog twee Hemony-luidklokken werden uit de toren gehaald om samen met de 24 andere Hemony-klokken aan de Sint-Catharinakerk van Hoogstraten te geven.
Twee Hemony-klokjes (slagtoon a2 en d3) barstten bij herstemming (M. Michiels, 1957) en werden hersmolten.
De acht hoogste klokjes zijn dus spoorloos (3 Hemony’s, 3 du Mery’s, 2 anonieme). De resterende zes luidklokken in de kathedraal doen nog steeds dienst.

De stads- of kermisbeiaard (hoogte ca. 80 meter)

Net als de kerkmagistratuur wou het stadsbestuur een nieuwe beiaard.
Op 20 juni 1651 kwam men tot een akkoord met Florent De le Court (Douai) voor het gieten van 32 klokken.
Dit contract werd echter nooit opgevolgd en vier jaar later, in 1655, goten de gebroeders Hemony 32 klokken op basis van een d1 (1.698 kg.)
Die reeks werd in 1658 nog uitgebreid met vijf basklokken: François Hemony goot vier nieuwe en Gabriël, de oude storm- en uurklok van Jan en Willem Hoerken (a0), werd geïntegreerd als basis van de beiaard.
Het stadsbestuur was ditmaal eerst om de beiaard uit te breiden tot 40 klokken: 16 jaar vóór de uitbreiding van de kerkbeiaard goot Joris du Mery de drie discantklokjes (Brugge, 1751.)
Dat de beiaard en het trommelspeelwerk in die periode hoog-dagen kenden, getuigt o.m. het 194 stukken tellende beiaardboek (1746) van Joannes de Gruijtters en de versteekboeken (1740-1804) van Joannes en zijn zoon Amandus de Gruijtters.
De toren huisvestte bovendien 80 beiaardklokken, een unicum in de toenmalige beiaardwereld!

Het Smuldersklavier: gedaan met labeur…

Joseph Callaerts, organist van de kathedraal en stadsbeiaardier benoemd in 1863, was gewonnen voor een nieuwe beiaardinrichting.
Waarom nog inspanning leveren als het instrument kon worden bespeeld met een pianoklavier van Frederik Smulders (Maastricht)? Het stadsbestuur liet zich in zijn onwetendheid door allerlei fantastische verhalen omtrent deze nieuwe uitvinding overhalen.
In 1877, enkele maanden na de première van Benoits Rubenscantate die van op de Groenplaats in samenspel met de kathedraalbeiaard werd uitgevoerd, werd de beslissing genomen.
Er kwam een Smuldersklavier waardoor “de eerste de beste pianist den beiaard kan bespelen, en dat een beiaardspeler zijn spel kan afwisselen, terwijl hij tweemaal zoveel klank voortbrengt.”

20e eeuw: restauratie en uitbreiding

In 1904 werd, o.m. door aanhoudend protest van Prosper Verheyden (secretaris van de Mechelse Beiaardschool), het pianoklavier terug vervangen door een traditioneel stokkenklavier (Denijn-klavier.)
Het bezoek van de Antwerpse “schepene van schoone kunsten” aan de
St Romboutsbeiaard te Mechelen gaf in die zaak de doorslag.
In 1912 breidde Felix van Aerschodt (Leuven) de beiaard uit met zeven klokjes.
Marcel Michiels Jr. (Doornik, 1898-1962) verving tussen 1951 en 1955 twee du Mery- en de zeven Van Aerschodtklokjes.
In 1972 vond de belangrijkste restauratie plaats: Koninklijke Eijsbouts (Asten) haalde het hele klokken-bestand uit de toren, herstemde alle historische klokken en verving de tien kleinste klokjes.
Dezelfde firma breidde in 1990 de beiaard uit met twee basklokken in Hemony-profiel: de bes0 en de es1.
In hetzelfde jaar plaatste Clock-o-Matic (Holsbeek) een nieuw klavier. Sinds 1972 klinkt de beiaard terug in zijn volle glorie en vanaf 1990 werd het mogelijk de Mechelse literatuur ongetransponeerd te spelen.
In februari jl. besliste het College van Burgemeester en Schepenen om de wekelijkse bespelingen uit te breiden. Voor het eerst in 500 jaar wordt de beiaard het hele jaar door op maandag, woensdag en vrijdag bespeeld telkens van 12.00 tot 13.00u.
Van mei tot september wordt daar de zondagnamiddagbespeling (van 15.00 tot 16.00u) nog aan toegevoegd.
Van juli tot en met september vinden de legendarische maandagavondconcerten plaats.

Historische curiosa

Er is na vijfhonderd jaar Antwerpse klokkengeschiedenis heel wat interessants bewaard gebleven.
Zo is Antwerpen wellicht de enige stad die haar drie stormklokken uit de 14e, 15e en 16e eeuw nog in bezit heeft. Een overzicht:

Klokken

Het Vleeshuis Museum te Antwerpen huisvest meer dan honderd klokken en vijzels waarvan er momenteel slechts enkele zijn tentoongesteld.

In de toekomst zal men een aparte ruimte voorzien waar deze schat zal worden geëxposeerd. De verzameling omvat o.m. halfsferische klokjes uit de 13e eeuw, tafelbellen, rinkelbellen, beiaard- en luidklokken, kombellen, historische klepels enz.

Onderstaand schema vermeldt enkel de klokken die gelinkt zijn aan de Antwerpse kathedraal:

· Gerardus de Leodio (Zuidelijke Nederlanden), Orida (stormklok), 1316, 1.928 kg.
· Jan Cauthals (Mechelen), luidklokje, 1637.
· Willem Witlockx (Antwerpen, +1733), de elf-ure- of wachtklok, 1730.
· Joris du Mery (Brugge, 1715-1784), drie beiaardklokjes uit de stadsbeiaard, 1751.
· Marcel Michiels Jr. (Doornik, 1898-1962), negen beiaardklokjes, 1951, 1953, 1955.

Muziekhandschriften

· Beyaert 1728, het oudste beiaardboekje ter wereld, toegeschreven aan Theodoor Everaerts (1690-1740) of zijn broer Clemens-Augustinus Everaerts (1703 -na 1779). Antwerpen, Stadsarchief, Oude Muziek M 25.
· Versteekbladen voor het trommelwerk (1740-1804) van Joannes en zijn zoon Amandus de Gruijtters. Mechelen, Koninklijke Beiaardschool, archief.
· Het beiaardboek (1746) van Joannes de Gruijtters. Antwerpen, Bibliotheek van het Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium, 17.761 (hs).
· Préludes Mélodiques (1841) van Joannes Franciscus Volckerick. Antwerpen, Archief en Museum voor het Vlaams Cultuurleven, v 743/H.
· Kerkmuziek, Joseph Callaerts, Beijaardspeler der stad Antwerpen, 1863. Ca. 120 bladenzijden beiaardmuziek, samengesteld door J. F. Volckerick. Lake Wales (Florida, VS), Anton Brees Carillon Library.
· Stadsmuziek, 1864. Ca. 100 bladzijden beiaardmuziek, samengesteld door J.F. Volckerick. Lake Wales (Florida, VS), Anton Brees Carillon Library.
· Arias van den Beijaard (1864-1904). Ca. 160 bladzijden versteekmuziek, samengesteld door Joseph Callaerts en Gustaaf Brees. Lake Wales (Florida, VS), Anton Brees Carillon Library.
· Beiaard Muziek, Gust. Brees, Antwerpen, 1904. Twee volumes, samen 164 bladzijden. Lake Wales (Florida, VS), Anton Brees Carillon Library.


Historische beiaardliteratuur

· Eliseus, Cronyk van Antwerpen, hs. van ca. 1500. Stads-biblitoheek Antwerpen, nr. B 11285.
· Hieronymus Magius, Tintinnabulis, Hannover, 1608 en Amsterdam, 1664 en 1689. (Ter inzage: Mechelen, KBS)
· Angelo Roccha, De Campanis Commentarius, Rome 1612 en 1719. (Ter inzage: Mechelen, KBS)
· Marin Mersenne, Harmonicorum Libri, Parijs, 1636.
· Théodore De Sany, “Lof onser uurwerckx” in Dienende tot den vorschlag en hora in Ste Nicolaes, hs. van 1648. Brussel, Museum Broodhuis.

Varia

· 17e eeuws torenuurwerk. Antwerpen, kathedraal.
· beiaardklavier van de stadsbeiaard, gesigneerd door Joannes de Gruijtters (18e eeuw), Antwerpen, Vleeshuis Museum.
· beiaardklavier van de kerkbeiaard (18de eeuw). Antwerpen, Vleeshuis Museum.

Het automatisch speelwerk

Volgens Théodore de Sany’s “Lof onser uurwerckx” bezat de kathedraal in 1648 een bescheiden trommel bestaande uit 82 trommelmaten en 24 hefbomen.
Het huidige, bijzonder fraaie trommelspeelwerk bevat daar nog onderdelen van.
Het is het werkstuk van Jan de Hondt die in 1730 de opdracht kreeg om het torenuurwerk en de trommel te vernieuwen. Hij leverde een trommelklavier van 66 smeedijzeren stukken met elk 10 verstaalde bekken, 3.000 noten, 300 dubbelnoten en 20 nieuwe hamers.
De trommel is voorzien van 8.160 gaatjes (120 trommelmaten en 68 hefbomen) en speelt elk half kwartier, van 10.00u ’s morgens tot 22.00u ’s avonds.
Het uurwerk werd herhaaldelijk hersteld (o.m. in 1744 en 1746) tot Pieter Van Hoof (Antwerpen) in 1786 een nieuw vervaardigde.
Er werd in die periode ook opvallend veel verstoken. Met name Joannes de Gruijtters was verplicht om “den trommel alle maenden, uijtterlyck alle ses weken, veranderende met daerop te steken ieder reijse een ander fraeij liedeken ofte aire ten contentemente van Mijne Heeren van het magistraet”.
Dat was nieuw, want tot in 1732 viel de versteek onder de opdracht van de torenuurwerkmakers.
Na de ambtstermijn van vader en zoon de Gruijtters werd er steeds minder verstoken. In de 19e eeuw was dat hooguit één keer per jaar en tussen 1930 en 1970 zelfs niet meer. Dat had uiteraard tot gevolg dat trommel, hefbomen en pinnen in zeer slechte toestand verkeerden en een muziekstuk nauwelijks nog te herkennen was.
Bij de restauratie van 1972 werd het geheel hersteld en sindsdien wordt er op regelmatige basis (aanvankelijk 4 maal, nu minstens één keer per jaar) verstoken.
De beiaardier heeft overigens keuze uit een uitzonderlijk groot aantal soorten versteekpinnen: 24 enkele, 70 dubbele en 18 driedubbele (of 112 in totaal!) en er zijn nog steeds ca. 3000 pinnen in voorraad.
Gezien deze verscheidenheid is ritmisch zowat alles mogelijk -indien de trommel regelmatig draait. Dat is heden niet meer het geval, en zal in de toekomst worden opgelost (m.a.w. terug naar de oorspronkelijke aandrijving met gewichten.)
Het trommelspeelwerk werd tot in 1990 bestuurd door het 18de eeuwse uurwerk.
Vandaag heeft de computer die functie overgenomen en staat het prachtig uurwerk er wat zielloos bij. Ook dat moet worden herbekeken.

Overzicht van de stadsbeiaardiers

· Eliseus, vermeld als kerkbeiaardier in 1481
· Gheerde, vermeld als “beijaerder” in 1524
· Sambsoen van Solbrecht (geb. te Valenciennes, +1560), “beyaerder” van de kerk van 1540 tot 1560 Rombout van Schouwenburch, vermeld als vervanger in 1560
· Franchoys Loerens, vermeld als stadsbeiaardier gedurende slechts 4 maanden in 1560
· Jacques Rieulin (geb. te Ath, +1585), “beyaerder oft clockspeelder” van 1560 tot 1584
· Jean Rieulin (+1631), beiaardier van 1584 tot 1631
· Hubert Crama (Montignies, 1606-1686), leerling van Jean Rieulin, assistent in 1628 en beiaardier van 1631 tot 1687
· Joannes An, beiaardier van 1687 tot 1688
· Frans de Wever (+1719), beiaardier van 1688 tot 1719
· Joannes Franciscus van Dijck (1674-1731), assistent van 1708 tot 1714
· Theodoor Joannes Everaerts (1690-1740), “stadts beyaerder” van 1720 tot 1739
· Egidius Everaerts, assistent (?) van 1734 tot 1740
· Joannes de Gruijtters (1709-1772), “beyaert ofte klokspilder der stad ende Chatedraele” van 1740 tot 1772
· Amandus de Gruijtters (1736-1805), zoon van Joannes en stadsbeiaardier van 1802 tot 1805
· Jozef de Gruijtters, oudste zoon van Amandus en vermeld als beiaardier van 1806 tot 1807
· Jan Baptist Jozef Janssens (geb. 1768), stadsbeiaardier van 1807 tot 1832
· Joannes Franciscus Volckerick (1815-1897), “carillonneur de la ville d’Anvers” van 1834 tot 1863
· Jacques-Joseph Callaerts (1838-1901), “Beijaardspeler der stad” van 1863-1901
· Gustaaf Brees (1863-1936), assistent van 1880 tot 1901
· Gustaaf Brees, stadsbeiaardier van 1901 tot 1936
· John Gebruers (1898-1978), assistent van 1925 tot 1945
· Jos Vaes (1895-1973), assistent van 1929 tot 1936, stadsbeiaardier van 1936 tot 1945
· John Gebruers, stadsbeiaardier van 1945 tot 1968
· Jo Haazen (geb. 1944), treedt sedert 1962 regelmatig op als officieus vervanger van John Gebruers
· Jo Haazen, stadsbeiaardier van 1968 tot 1982
· gastbeiaardiers (vnl. Geert D’hollander en Linda De Schepper) in beurtrol, 1982-1985
· Geert D’hollander (geb. 1965) stadsbeiaardier vanaf 1985

· Vanaf 2013: co-stadsbeiaardierschap tussen Geert D’hollander, Liesbeth Janssens en Koen Van Assche

Enkele merkwaardige feiten

* De stads- en kerkbeiaard werden meestal door één persoon bespeeld die sinds 1715 alleen door de stadsmagistratuur werden benoemd.
De stadswedde was vrij laag, ondanks extra vergoedingen (processies, biddagen enz.).
De kerkwedde lag veel hoger en ook hier betaalde men voor extra spel.
Daarenboven vervulde de beiaardier buiten de stads- en kerkdienst allerlei betaalde opdrachten voor broederschappen, gilden enz.

* Behalve beiaard spelen moesten beiaardiers soms mee luiden.
Een gebruikelijke dienst was het luiden bij zwaar onweer.
Om die reden had het torenpersoneel (trompetters, klokluiders, uurwerkmakers en beiaardiers) zich sinds 1630 verenigd in de “Congregatie ofte vergaederinge van donder en bliksem van Onze-Lieve-Vrouwethoren der stad Antwerpen”.

* Heel even leek het erop dat wie het meeste geld had sowieso beiaardier kon worden!
In het octrooi van 1738 stond immers dat het beiaardiersambt mocht verkocht worden aan de meest biedende.
Het stadsbestuur besefte gelukkig dat de artistieke bekwaamheid hierdoor in het gedrang zou komen en verzocht de landvoogdes in 1739 om de verkoop van stadsambten op het beiaardierschap af te schaffen… met gunstig gevolg.

Bibliografie

– Dilis, Emile: L’ancien carillon et la vieille horloge de Saint-Jacques à Anvers, Antwerpen, 1912, 44 pp.
– Donnet, Fernand: Les cloches d’Anvers. Les fondeurs Anversois, Antwerpen 1899, 371 pp.
– Grégoir, Edouard: “Notice sur le carillon”, in Messager des sciences historiques, Gent, 1870, p. 459-479
– Haazen, Jo: De Zingende Toren, N.V. De Vlijt, Antwerpen 1979, 143 pp.
– Huybens, Gilbert (red.): Beiaarden en torens in België, Ludion, Gent, 1994, p. 79
– Lehr, André: “O.L.Vrouwekathedraal – beiaard na restauratie”, in Bondsnieuws nr. 56-57, 1973, p. 29-35
– Lehr, André: Van paardbel tot speelklok, Europese Bibliotheek, Zaltbommel, 1967
– Magius, Hieronymus: Anglarensis de tintinnabulis, Amsterdam, 1689, p. 93-94
– Spiessens, Godelieve: “Muziekleven en muzikanten te Antwerpen 1700-1750”, in Jaarboek van het Vlaams Centrum voor Oude Muziek, VZW Musica (Peer), Jaargang I – 1985, p. 73-107
– Spiessens, Godelieve: “De Antwerpse stadsbeiaardiers, deel 1:1540-1650”, in Jaarboek van de Provinciale Comissie voor Geschiedenis en Volkskunde, 1993-1994, p. 5-97
– Vander Straeten, Edmond: La Musique Aux Pays-Bas Avant de XIXe Siècle, Brussel, 1880, Deel V, p. 293-336
– Van Doorslaer, Georges en Verheyden, Prosper: Biographie Klokgieters en Beiaardiers, manuscript Koninklijke Beiaardschool Mechelen, z.j., p. 70-92
– Verheyden, Prosper: Antwerpen’s Onze-Lieve-Vrouwe-Toren, Stadsbestuur Antwerpen, 1927, 32 pp.
– Vleeshuis Museum Antwerpen: Catalogus Muziekinstrumen-ten, Ruckers Genootschap, Antwerpen, 1981, p. 25-36

Tekst: Geert D’hollander

Geplaatst in Torens.

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *