Sint-Michiels en Sint-Goedelekathedraal Brussel

Geschiedenis van de beiaard

Beginperiode

De kerk was eerst gewijd aan de patroonheilige Sint-Michiel, maar later werden de relieken van Sint-Goedele overgebracht naar de Sint-Michielskerk zodat de kerk een dubbele patroonsheilige kreeg. Het oudste document dat deze kerk vermeldt, dateert uit 1047. De huidige kathedraal werd begonnen op de overblijfselen van dit gebouw in 1226, en werd pas na meer dan 2 eeuwen voltooid met de Zuidertoren (1451) en de Noordertoren (ca. 1475).
Er zijn bitter weinig archiefstukken uit de 15de en 16de eeuw die melding maken van een beiaard. Men kan vermoeden dat in 1534 er een handbespeelde beiaard was, aangezien er toen meer dan 10 klokken zouden geweest zijn waaronder twee van Simon Waghevens (Gudila, 1485; Benedictus, 1486) één van Thierry Guldenborch (1532) twee van Medardus Waghevens (Gabriël en Medardus, 1534) en andere onbekende. Uit de verdere 16de eeuw is er slechts één document specifiek over beiaard: een ordonnantie uit 1573 die aanstipt dat de beiaard slechts mag benut worden bij speciale feesten. Hier kan men stellen dat het om het bespelen van de beiaard gaat, want anno 1573 was dit al lang geen nieuwigheid meer in de Nederlanden.
Tijdens de beeldenstorm (1579-81) werden verscheidene klokken beschadigd en weggehaald, maar minstens 4 beiaardklokken bleven behouden: Gudila, Benedictus, Gabriël en Medardus.

Uitbreiding tot 2 octaven

Rond 1600 werd de beiaard opnieuw aangevuld en uitgebreid tot twee octaven, waarvan het merendeel van Jan Grognaert (Bergen) en Thomas Tordeur (Nijvel) (1606). Uit 1606 en 1608 dateren de eerste versteken, gemaakt door Antoine Allard (1606), Jeronimus Livens (1606) en Jan de Sany (1608).
In 1648 vroeg de beiaardier om verdere uitbreiding van de beiaard. In 1652 werden drie nieuwe klokken geleverd door Anthoen Reynault. In 1664 hergoot Lambert Borgherijnck de Gabriëlklok en in 1693 hergoot Daems (Leuven) een kleine klok.

Uitbreiding tot 3,5 octaven

Tijdens de achttiende eeuw kende de beiaard van Sint-Goedele zijn grootste uitbreiding onder impuls van Jan Bernard Vanden Boom, kanunnik en cantor, een groot muziekliefhebber en mecenas die concerten, muziekpartituren en instrumen-ten bekostigde voor Sint-Goedele.
De beiaard werd grotendeels gegoten door de Leuvense klokkengieter Andreas Jozef Van den Gheyn tijdens de periode 1762-1767. De achttien klokken die werden toegevoegd in april 1762, werden alle gesponsord door kanunnik Vanden Boom. Het middelste octaaf werd hergoten, en het laagste octaaf werd aangevuld en aangepast. De omvang was nu: c1 – d1 – e1 – f – chromatisch – f4. Alle woensdagen moest er beiaard gespeeld worden “voor de misse van Sinte Sebastiaen”. Nog geen dertig jaar later, in 1793, werd hij onder leiding van Napoleon weggehaald en omgesmolten. Enkel de luidklokken mochten blijven hangen. Tot zover was de beiaard steeds eigendom van de kerk geweest. De stadsbeiaard was immers in de Sint-Niklaaskerk gevestigd (tot 1714).

Stadsbeiaard

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden volgende luidklokken opgeëist: Maria (1773), Gudula (hergoten in 1818) en Michael (hergoten in 1818). De Duitse klokkenlijst maakte ook melding van een anonieme klok ‘Roelant’ uit 1731 die in Sint-Goedele als luidklok mocht blijven hangen. Geen enkele andere bron vermeldt deze.
Hoewel Staf Nees al in 1948 en nogmaals in 1954 ontwerpen maakte voor een nieuwe beiaard, werd de eerste nieuwe klok pas gegoten in 1958, de volgende 4 in 1967, en het duurde tot 1975 voor er een nieuwe beiaard kwam van 49 klokken, gegoten door Eijsbouts, in eigendom van de stad. Speeltrommel De oudste verwijzing naar een automatisch klokkenspel dateert van 1492-93, toen Jan Van Heerne belast werd de klokken te versien ende aan een windeken te stellen om te beyaerden. Toen de beiaard in 1606 uitgebreid werd naar 2 octaven, lijkt het logisch dat er ook een nieuwe speeltrommel werd vervaar-digd. Documenten hieromtrent bestaan echter niet, buiten de vermelding van het versteken van melodieën in 1606 en 1608 (zie “beiaardiers”). Bij de uitbreiding van de beiaard door Andreas Jozef Van den Gheyn, noteerde rentmeester Finet van de kerkfabriek dat meester groffsmedt Niklaas Tiry van april tot 10 mei 1762 aan de clepels, tuymelaers, haemers, stelen ende treckers werkte. Verder specifieert hij dat de trommel uit 5.586 gaten bestond en 49 klavieren omvatte en 114 maten.
In 1793 werd deze samen met de klokken op bevel van Napoleon uit de toren verwijderd.
In 1975 werd een automatisch spel met magneetband geïnstalleerd dat het begaf tegen 1992. Momenteel heeft de beiaard een computergestuurd automatisch spel geïnstalleerd door Eijsbouts dat elk kwartier speelt.

Beiaardiers

Er is helaas over geen enkele beiaardier met zekerheid te zeggen hoeveel jaar hij in dienst was. De weinige beschikbare tijdsdocumenten geven slechts een hint:
· 1606: Antoine Allard versteekt een liedeken
· 1606: Jeronimus Livens bewerkt ‘Den lustelijcken May”
· 1608: Jan de Sany versteekt diverse ‘liedekens’ en een bewerking van het ‘Tantum Ergo’ (beiaardier van de Sint-Niklaaskerk)
· 1662: Guilliam Nijs ondertekent een document met ‘beijaerder’
· 1666: Paul Nijs versteekt ‘Veni Creator Spiritus’ (beiaardier van de Sint-Niklaaskerk)
· 1762: beiaardier Reindre
· 1777: klokluider en/of beiaardier Mathias de Parck7
· 1981-2000: Paula Van de Wiele .

Tekst: Liesbeth Janssens

Geplaatst in Torens.