Halletoren Kortrijk

Geschiedenis van de beiaard van de Hallentoren te Kortrijk

De hallentoren en Manten

In een akte van de Orde van de Tempeliers van 1248 wordt reeds melding gemaakt van een “Halla” op de Grote Markt van Kortrijk. Deze oudste gebouwen werden in 1377 uitgebreid. Later (o.a. in 1424) werden er huizen rond gebouwd.
In de toren van de hallen werd een stadsuurwerk opgehangen en hier hingen de eerste stadsklokken.

Te Kortrijk had men er in de hallentoren nog een curiosum bij: de uurslager Manten, het kroonstuk van een voor die tijd merkwaardig uurwerkmechanisme met een bewegende uurslager . Waarom anders zou Filips de Stoute -na de slag bij Westrozebeke in 1382- de stad straffen door ondermeer dit mechanisme met klok en uurslager mee te voeren naar de hertogelijke stad in Bourgondië? En waarom anders zou Froissart precies dit feit aanhalen in zijn kroniek bij zijn relaas over de gevolgen van het bondgenootschap van Kortrijk met Filips van Artevelde? Hij noemt het uurwerk zelfs l’un des plus biaux que on seuist dechà ni delà la mer (een der schoonste die men aan deze of gene zijde van de zee kon vinden). Tijdens het transport naar Dijon zou de klok gebarsten zijn.
Het uurwerk werd met “Manten” gemonteerd bovenop de gevel van de O.-L.-Vrouwekerk van Dijon waar het nog altijd de uren slaat.
Het uurwerk werd geïnstalleerd door de Gentse uurwerkmaker Pièrart de Gand. Later werden nog drie jacquemarts toegevoegd.

Vanzelfsprekend werd de hallentoren korte tijd nadien opnieuw voorzien van een nieuw uurwerk: in 1394 bestelde de stad een nieuwe uurklok bij Jan de Leenknecht.
Het was een klok van ca. 1.724 kgr. met als opschrift:
Victor es mine name Miin luut si Gode bequame Van tempeeste behoet God al Also verre men miin luut hoeren sal. Jan de Leenknecht maecte mi.

Deze klok verdween met de brand van de St.-Maartenstoren in 1862.

Er werd ook een nieuwe jacquemart gemonteerd die de uren sloeg. De oudste vermelding van de naam “Manten” voor deze jacquemart vinden we terug in een stadsrekening van 1417. In 1451 werd de installatie uitgebreid en is er sprake van vier persoonen, man ende wyf, twee groote ende twee cleene.
Vermoedelijk waren deze twee “cleene” beelden schaalmodellen want de stadsrekeningen van de volgende jaren vermelden enkel onderhoudswerken aan Manten en zijn wyf…
Later volgde waarschijnlijk nog een voorslag. Maar een volledige beiaard kwam er in deze toren wellicht niet.

Vanaf 1513 vermelden de archieven stabiliteitsproblemen in de hallentoren.
Er werd nagegaan of den zelve torre niet helpelic en was. In 1519 besliste men de torenbekapping, de spits en de bovenste verdieping af te breken. Het uurwerk en de stadsklokken werden overgebracht naar de St.-Maartenstoren die vanaf toen dienst deed als stadstoren en stadswacht. De verdere beiaardgeschiedenis van Kortrijk voltrok zich dus in de St.-Maartenstoren. De hallentoren werd verstevigd met een zware steunbeer, kreeg een nieuwe bekroning (sindsdien nauwelijks meer gewijzigd) en behield één klokje: het brand- of galgeklokje of het negen-uurklokje dat het begin en het einde der werktijden aankondigde. Na 1520 zijn er geen vermeldingen meer over de uurslagers: deze verdwenen wellicht definitief bij de verbouwingswerken aan de hallentoren. “Manten” en “Mantine” of “Kalle” werden legenden en bleven verder leven in de volksliteratuur.
Manten en Kalle stonden immers symbool voor onafscheidbaar samen zijn: overeenkomen lijk Manten en Kalle; in Brabant kende men het versje: Mantie en Kalle, Liepen te gare nor Halle; Mantie liep zeerst, En Kalle was eerst.

Rond het begin van de twintigste eeuw groeide de belangstelling opnieuw voor de uurslagers. Plannen werden gesmeed om kopies van de beelden terug te plaatsen, maar de Eerste Wereldoorlog stelde deze plannen uit.
Een reuzenstoet in 1926 versterkte de belangstelling opnieuw.
Er ontstond een polemiek in de pers waarbij aangedrongen werd om de oorspronkelijke beelden in Dijon terug op te eisen… In 1961 kon het dan toch: dankzij sponsoring van Grand Bazar kon de opdracht gegeven worden om twee beelden te maken.
De gieterij Sergeys uit Leuven leverde vier klokjes:
-Fis (123 kgr.), opschrift: Mijn stem is Manten, Kortrijk 9 sept. 1961
-G (110 kgr.), opschrift: Mijn stem is Kalle, Kortrijk 9 sept. 1961
-A (80 kgr.)
-B (59,5 kgr).

Het geheel werd ingehuldigd in aanwezigheid van E. H. Kanunnik Kir, Burgemeester van Dijon. De kleine voorslag speelt sindsdien een fragmentje van het Berelied van Armand Preud’homme, geschreven voor de Berestoet in Zwevegem in 1960.

Een nieuwe beiaard

Met het vooruitzicht van een nieuwe en verkeersarme inrichting van de Grote Markt leek het een te verantwoorden project om de hallentoren opnieuw te laten aansluiten met zijn verleden als stadstoren. De toren werd in de jaren ’80 gerestaureerd en er was niet direct een nieuwe bestemming voor te bedenken.
Tot vóór de restauratie was er in de toren een hoogspanningscabine. Bij de restauratie werd deze naast de toren ondergronds ingericht waardoor de binnenruimten van de toren vrij kwamen. De stad, en vooral toenmalig Burgemeester Antoon Sansen, was enthousiast bij de gedachte een nieuwe beiaard op te richten in de toren.
Hij was akkoord om de noodzakelijke bouwkundige aanpassingen te laten uitvoeren als de beiaard zelf gefinancierd zou worden door sponsoring…

Zo groeide in 1993 een plan voor een volledige maar lichte beiaard van 48 klokken waarbij de kostprijs van het instrument gedeeld zou worden door het aantal klokken die dan verkocht zouden worden. Een der eerste bedrijven die werden aangesproken – de Kortrijkse Verzekering – toonde direct belangstelling: zij zochten naar een uniek project om bij hun 75ste verjaardag de stad en hun klanten te danken voor het vertrouwen.
Zeker belangstelling dus om een klok te kopen maar: waarom niet de volledige beiaard?

Deze onderhandelingen verliepen bijzonder vlot dankzij het enthousiasme van directeur Herman Thibaut. Er werd een communicatieplan opgesteld waarbij op vijf momenten een goed verzorgde perscampagne werd opgezet: de aankondiging van het project (met tentoonstelling van de plannen, technische tekeningen van de inrichting van de klokkenkamer, etc.), het gieten van de klokken (in aanwezigheid van pers, stadsverantwoordelijken, de schenkers en hun genodigden), de aankomst en tentoonstelling van de klokken in de stad, de optrekking van de klokken in de toren op een druk feestmoment in de stad (tijdens de jaarlijkse Sinksenfeesten) en uiteindelijk de feestelijke inspeling van de beiaard.
Deze uitgekiende perscampagne leidde tot bijzonder veel aandacht in de geschreven pers en op radio en televisie. In die mate zelfs dat, mocht de Kortrijkse Verzekering datzelfde budget gebruikt hebben voor traditionele reclamecampagnes,< zij minder zichtbaar en aanwezig geweest zouden zijn in de pers.

Omdat de zware stadsbeiaard van de stad op hoorbare afstand in de St.-Maartenstoren hangt, werd eerst een klankanalyse gemaakt van deze beiaard. Op basis van deze gegevens kon berekend worden hoe het klankprofiel er bij een toekomstige (en noodzakelijke) bijstemming zal uitzien. Zo kon de toonstructuur van de nieuwe beiaard bepaald worden om beide instrumenten op elkaar af te stemmen.
De twee beiaarden hebben eenzelfde kern van drie octaven.
De zware St.-Maartensbeiaard heeft een vierde octaaf met zware klokken die onder de gemeenschappelijke reeks aansluiten; de beiaard van de hallentoren een octaaf van kleinere klokjes die bovenaan aansluiten op de gemeenschappelijke klokkenreeks.
Beide instrumenten hebben dus samen een ambitus van 5 octaven.

De afstand tussen beide instrumenten maakt het wellicht niet mogelijk om handmatig samenspel te realiseren, maar het automatisch spel kan perfect synchroniseren, bijvoorbeeld met echo-effecten of vraag-antwoord muziek..
Op deze basis werden dan de klokken voor de nieuwe beiaard gegoten door Kon. Eijsbouts in Asten. Koning Albert II en Koningin Paola aanvaardden het peter- en meterschap van de zwaarste klokken.
De inrichting werd verzorgd door Clock-O-Matic uit Holsbeek.

Vermits de toren een geklasseerd monument en werelderfgoed is, mochten er aan de buitenzijde van de toren geen wijzigingen aangebracht worden.
Daarom werd een elektronisch systeem gekoppeld aan het uurwerk waarbij de houten luiken aan de vier zijden van de toren openen telkens als de beiaardautomaat of de beiaardier speelt.

Het klavier draagt de spreuk Musica Laetitiae Comes, Medicina Dolorum (vertaald: de muziek is de gezel van de vreugde en het medicijn bij verdriet).
De koperen klepels zijn elk proportioneel aangepast aan het gewicht van de klokken. Naast de beiaardinrichting leverde Clock-o-Matic ook een computergestuurd automatisch spel dat ook het kleine automatische spel en de uurslagers bedient (cfr. supra). Deze nieuwe beiaard werd ingespeeld op 17 juli 1994.

Ook de beiaardiers konden delen in dit project dankzij de uitgave van een Kortrijks Beiaardboek waarin een aantal composities werden samengebracht van vroegere Kortrijkse beiaardiers en waarin ook een aantal nieuwe compositieopdrachten werden opgenomen. Roland Coryn, Marc Matthys, Eugeen Uten, Gislain Pouseele, Chris Dubois en Christian Vereecke schreven nieuwe muziek voor de inhuldiging. Deze bundel werd gratis verspreid onder de beiaardiers; de creatie van deze muziek gebeurde tijdens een concert op de avond van de inspeling.

Door de zuivere klank en hogere tessituur klinkt deze beiaard bijzonder goed in het oudere en hedendaagse beiaardrepertoire. Uiteraard is zo’n lichte beiaard minder geschikt voor het typisch Vlaams-romantische repertoire. De drukke omgeving rond de Grote Markt maakt het moeilijk om over een ideale luisterplaats te kunnen beschikken.
Daarom is het gelijkvloers van de toren ingericht als luisterplaats en voorzien van video-projectie waardoor men beneden de beiaardier aan het klavier kan volgen.

Tekst: Frank Deleu

Geplaatst in Torens.