Geschiedenis van de beiaard van IeperVoorgeschiedenisIeper is gegroeid uit een nederzetting gelegen op het kruispunt van de Ieperlee en een belangrijke weg die Rijsel met Brugge verbond. Halfweg de 11de eeuw gaf Boudewijn V, graaf van Vlaanderen het sein voor een explosieve groei van de stad. De stille stad werd in 1914 opgeschrikt door Wereldoorlog 1: de Britse troepen wilden de vooruitgeschoven post aan het front voor geen prijs uit handen geven, de Duitse troepen beschoten de stad quasi onophoudelijk gedurende 4 jaar. Met de wederopbouw kwam de stad opnieuw tot leven, het middeleeuwse stadsbeeld werd hersteld. De herinnering aan de “Grooten Oorlog” en haar vele (Britse) slachtoffers spoorde de vele nazaten ertoe aan om stad en streek te bezoeken. Belfort – stadsklokken – voorslagHet Ieperse Belfort (of Hallentoren) speelde vanaf zijn voltooiing een centrale rol in het stadsleven. De toren bestond uit 3 verdiepingen, met ondermeer de schatkamer van de stad en het wapenarsenaal. De (beiaard)klokken hadden hun plaats in de torenlantaarn, met daaronder het “clockenluuders-huus”. Diezelfde rekeningen leren ons dat zowat een eeuw later, in 1377, klokgieter Jan Le Boom opdracht kreeg om een nieuwe uurklok te gieten. Deze klok zou ruim 5 eeuwen zijn centrale rol spelen. Tevens lezen we dat er zich in 1377 ook andere klokken in de toren bevonden, omschreven als clocketten. In 1543-1544 werd de voorslag volledig vernieuwd, hiervoor werden er 16 appeelkens besteld bij Jacob Waghevens te Mechelen. In 1574 werd ook het speelwiel vervangen door de Leuvense uurwerkmaker Hendrik van Breda. Rond die tijd vermelden de stadsrekeningen ook de naam van Jan Heins, organist aan de Sint-Maartenskerk als verantwoordelijke voor de versteek: “Meester Jan Heins, organiste, over den dienste van ’t instellen vanden sanck van toorloge, van eenen jaere verschenen te Paesschen xvc iiijxx, xxiiij lib.” Andere omschrijvingen zijn: instellen van den sanck; stellen van den musycq up ’t speelwiel; regieren van ’t speelwiel – de versteek gebeurde waarschijnlijk jaarlijks tijdens de Stille Week. Ook toen de stad vanaf 1609 een stadsbeiaardier in dienst had bleef deze functie aanvankelijk gescheiden van de verantwoordelijkheid voor het automatisch speelwerk. Ook tijdens de installatie van de handbespeelde beiaard met stokkenklavier (1607-1609) werd er nog veel gesleuteld aan het uurwerk, het speelwiel en de verbinding met de klokken. De rekeningen vermelden bijvoorbeeld: De eerste beiaard (1608-1609)In de Nederlanden had de handbespeelde beiaard ingang gevonden sedert het begin van de 16de eeuw. Zowat een eeuw later werden ook in Ieper de klokken van het Belfort voorzien van een stokkenklavier. Deze installatie bracht opnieuw ingrijpende wijzigingen met zich in het mechaniek van het uurwerk en de reeds aanwezige klokken in de Hallentoren. Adriaan de Prys, op dat ogenblik stadsbeiaardier van Gent, werd in 1602 naar Ieper uitgenodigd om hierover van gedachten te wisselen met de magistratuur. De realisatie zou pas doorgaan in 1608. Er werden nieuwe klokken besteld bij Jean Groignart en Jean Samyn (of Sahuwyn). Diezelfde Groignart goot later ook enkele klokken voor de Gentse beiaard in 1618. Het is niet duidelijk hoeveel nieuwe klokken er precies gegoten werden: de stadsrekeningen vermelden het nieuwe totaal van 21 klokken. Opvallend in deze rekening is het gebruik van de term tumelaren: zou dit kunnen wijzen op het gebruik van een tuimelsysteem in de zin zoals dit door Denyn ontwikkeld werd? Eind 1608 werd ook een stadsbeiaardier aangesteld: Augustyn de Saint-Obert, afkomstig uit het Noord-Franse Cambrai. “Augustyn de St-Obert, anghenomen omme te wezen clockspeelder binnen dezer stede, tot vj lib. de weke, compt van xiijen weken, beghonnende den 28 december 1608 ….” Uit de stadsrekeningen blijkt dat er heel wat fout ging tijdens de installatie van het handbespeelde klokkenspel. Sommige klokken moesten bevestigd worden op een andere plaats en zelfs herstemd worden. Op een bepaald moment vond schepen Anthonis Le Coincte het noodzakelijk om zich ter plekke te vergewissen van de toestand: Dit ontlokte bij Edmond Vanderstraeten volgende commentaar (vertaling uit het Frans): “Men had zich beter van bij het begin gewend tot een installateur van beiaarden zoals te Mechelen, Antwerpen, of Amsterdam. Het Ieperse magistraat zou vast en zeker over een goedkoper instrument beschikt hebben dat veel vlugger speelklaar zou geweest zijn. Want de constructie van de beiaard sleepte nu meer dan één jaar aan.” Uiteindelijk raakte het werk toch af. De 1ste handbespeelde beiaard had een omvang van 2 octaven, 25 klokken gegoten door minimaal 4 gieters: Jan Groignart, Jan Samyn, Philippe de Saint-Aubert en Jacobus Waghevens. Drie eeuwen zonder voldoening (1609-1910)In de loop van de daaropvolgende jaren onderging de beiaard vaak ingrijpende wijzigingen. De 300ste verjaardag van de bevrijding van Ieper vormde in 1683 de aanleiding tot grootse herdenkings-feesten (Thuyndagfeesten). Deze klok vormde de basis voor de vernieuwde beiaard, en was rijkelijk versierd. Ze diende tevens als poortklok en sloeg op het halfuur (de uurklok van 1307 bleef behouden). Verdere aanpassingen dateren van 1715 (12 nieuwe klokken gegoten door Antoine Bernaert) en 1742-1743 (1 klokje gegoten door Joseph Coursin; 8 nieuwe klokjes en 11 klokjes hergoten door François Guillemin). In 1772 kreeg Joris Dumery de opdracht om een grondige inspectie van de beiaard uit te voeren. Rond 1870 was de beiaard samengesteld uit 32 of 33 klokken, wat Edmond Vanderstraeten opnieuw een kritische bedenking ontlokte: “De beiaard van Ieper is momenteel (= rond 1867) samengesteld uit 33 klokken, die ongeveer drie oktaven omvatten. Hij biedt enkele restanten van de vroegere ingrepen, in het bijzonder in de verzameling appelkins. Gedurende de zomer van het jaar 1877 onderging de Hallentoren ingrijpende werken. Er waren stellingen aangebracht tot aan de campanile waar de toenmalige beiaard zich bevond. Alphonse Vandenpeereboom maakte van de gelegenheid gebruik om de klokken te laten inventariseren, de inscripties ervan te kopiëren en de diameters op te meten. In tegenstelling tot Vanderstraeten telde hij slechts 32 beiaardklokken; als gieters vermeldt hij ondermeer Jacob Waghevens, Toussaint Cambron, Francois Guillemin, Antoine Bernaert, Joris Dumery, Severinus van Aerschodt naast een 13-tal klokken waarvan de gieter onbekend bleef. Nieuwe beiaard in nieuwe beiaardkamer (1909 – 1918)Op de drempel van de 20ste eeuw was de beiaard van het Ieperse Belfort samengesteld uit een amalgaam van klokken gegoten door diverse gieters uit diverse periodes – zeker naar onze normen zal dit niet bepaald aanleiding gegeven hebben tot veel muzikaal genot. Het valt trouwens op dat er tot op heden nauwelijks namen van Ieperse beiaardiers bekend gebleven zijn. Zowat alles wat met belfort en beiaard te maken had was aan een grondige restauratie toe: de klokken zelf bevonden zich al eeuwenlang onbeschut in de open lantaarn terwijl ook de voorslag een grondig nazicht verdiende. Dit was ook de gemeenteraad niet ontgaan: raadslid Bouquet liet zich kennen als pleitbezorger voor een goed functionerende beiaard en voorslag. Zijn vraag om nieuwe melodieën op de rammel te zetten leidde tot de vaststelling dat dit niet meer kon zonder een grondige (en dure) restauratie van de trommel. Daar een dergelijke restauratie uiteindelijk niets zou wijzigen aan de kwaliteit van de beiaard zelf, groeide de idee om een nieuwe beiaard te installeren. Er werd een commissie samengesteld waar ook Jef Denyn en Felix Van Aerschodt deel van uitmaakten. Een toonanalyse van de klokken door laatstgenoemde leerde dat er nauwelijks nog een klok bruikbaar was om in een nieuw geheel op te nemen: een uitbreiding van de bestaande beiaard was uitgesloten. De klokken werden geleverd door Felix Van Aerschodt. Deze laatste had in 1904 de Van den Gheyn-beiaard van Sint-Jacob op Coudenberg te Brussel (in de buurt van het huidige Koningsplein) gekocht. Deze klokken dateerden uit 1775 (opus 19); achttien ervan werden opgenomen in de nieuwe beiaard voor Ieper. Deze aankoop gaf de plaatselijke pers gelegenheid te over om de toenmalige strijd tussen Katholieken en Liberalen ook op dit niveau uit te vechten. Twee kranten, respectievelijk ‘Le Journal d’Ypres’ en ‘Le Progrès’, berichtten regelmatig over de stand van zaken in het project. Beide namen geen blad voor de mond in hun totaal tegengestelde opvattingen over de nieuwe beiaard, wat voor de lezer van nu gezellige lectuur oplevert … Intrigerend in dit verband is een artikel dat zich baseerde op een tekst die verschenen was in “Le journal de Roubaix”, waarin volgende vraag aan de orde kwam: voor welke type klokken moet er gekozen worden? De auteur meende dat er twee mogelijkheden waren: ofwel koos men voor een ‘normale’ klok, die vooral nadelen had: het gewicht, onvolmaakt en ‘middeleeuws’, lange uitklinktijd, … Er was volgens de auteur een alternatief mogelijk: een modern systeem van buisklokken dat alleen maar voordelen bood, niet in het minst om ze op eenvoudige manier zeer zuiver te stemmen. Volgens de auteur was deze ‘vernieuwing’ afkomstig uit Engeland en toen reeds verspreid in Frankrijk. Toch, zo besloot de auteur zijn betoog, was er één reden om in Ieper voor een traditioneel klokkenspel te kiezen: deze buisklokken hoorden thuis in een ‘moderne’ stad, terwijl ‘oude’ steden zoals Ieper beter af waren met een traditioneel klokkenspel. Zou dit verband houden met de beruchte Schulmerichklokken, dan wel een idee ontsproten aan de fantasie van een of andere penneridder? De nieuwe beiaard van Ieper werd ingespeeld door Jef Denyn op zondag 15 augustus 1909 (Thuyndagfeesten). Het totaal gewicht van deze beiaard bedroeg 6389 kg. De basklok woog 1360 kg, de kleinste 9 kg. De basklok droeg een Nederlandstalig opschrift dat verwees naar deze restauratie. Eventuele inscripties op de andere klokken zijn niet bekend. De meningen over de kwaliteit van het instrument waren verdeeld, ondanks de optimistische geluiden die ‘Le Journal d’Ypres’ liet horen in de week die aan deze première voorafging. Desondanks bleken er een zestal klokken vals te klinken, terwijl er één klok moest vervangen worden. Een aantal klokken konden volgens hem ter plaatse in orde gebracht worden, terwijl hij beloofde om één klok te hergieten. Naar aanleiding van het aanbrengen van de galmborden in de opengemaakte vensters (dit gebeurde pas in januari 1910) schrijft ‘Le Journal d’Ypres’ dan ook dat de bewuste klok spoedig vervangen zou worden. Toch moet deze beiaard, zeker wat betreft het aandeel van de klokken die door Van den Gheyn gegoten waren, een gevoelige verbetering betekend hebben voor de liefhebbers van torenmuziek in Ieper. Jammer genoeg was dit interessante klokkenspel geen lang leven beschoren: de naderende oorlogsdreiging maakte het normale leven in de stad vanaf augustus 1914 almaar moeilijker. Zo lezen we volgende getuigenissen in dagboeken van Ieperlingen: Toen de Britten de stad overnamen begon een jarenlange belegering en werd de stad voortdurend beschoten. Bij een van de eerste beschietingen werden Belfort en Lakenhallen zwaar getroffen. Over de brand van de Lakenhallen en Belfort op zondag 22 november schrijven ooggetuigen: De wederopbouw (1918-1963)In november 1918 bleef er van de eens zo fiere middeleeuwse stad weinig of niets meer over. De wederopbouw gaf aanleiding tot heel uiteenlopende visies: de Britten dachten eraan om de ruïnes van het vernielde stadscentrum blijvend te laten getuigen van de vernietiging, de Ieperlingen zelf wilden niet liever dan het oude stadsbeeld opnieuw tot leven brengen. Uiteindelijk haalde die laatste visie het. De toewijzing van de opdracht voor de nieuwe beiaard was een eerste klip die omzeild moest worden. Er ging flink wat concurrentiestrijd vooraf aan de toewijzing om deze beiaard te gieten: niet alleen Marcel Michiels (samen met Omer Michaux), Slegers-Causard, Constant Sergeys en Felix Van Aerschodt waren kandidaat, maar ook de gieterij van Gillet & Johnston, gevestigd in het Engelse Croydon was kandidaat om deze nieuwe beiaard te gieten. “(…) Voici dont il s’agit: Johnston et Gillet travaillent fortement la place de Ypres pour enlever le carillon du Beffroi des halles. Heureusement pour nous Denyn est avec nous, mais nonobstant cela l’administration communale fait appel à la concurrence et c’est précisément pour ce motif que je vous ai demandé de vos meilleures conditions. (…)” De definitieve toewijzing voor het gieten van beiaard viel uiteindelijk Marcel Michiels te beurt (begin juli 1933). Het aantal klokken bedroeg aanvankelijk 35 maar werd naderhand tot 36 vermeerderd. De montage in de toren moest samengaan met de afwerking van de Hallentoren: de beiaard kreeg haar historische plaats in de torenlantaarn. Krantenberichten leren ons dat het Belfort reeds vanaf de zomer van 1933 een nieuwe beiaard kon herbergen. Op zaterdag 1 juli van dat jaar werd de draak met veel luister op de torenspits bevestigd; in de lokale pers werd telkens ook de vraag gesteld wanneer de nieuwe beiaard klaar zou zijn. Tevens merkte hij op: “Wees zoo goed de beiaard te doorlopen en aandachtig nota te nemen van elke noot in oktaaf of dubbeloktaaf geslagen. Ons dunkt dat g’het medium octaaf kunt verbeteren. Als ge ready zijt verwittig mij onmiddellijk en sein aan Burgemeester Vander Ghote voor bijeenkomst ter gieterij.” De tweede keuring in Doornik ging door op donderdag 22 februari, in het bijzijn van burgemeester Vander Ghote. De tijd begon te dringen, want de aannemer wachtte om de dakbedekking aan te brengen tot de klokken in de toren bevestigd waren. De omvang van de beiaard bedroeg 36 klokken, met een totaal gewicht van ongeveer 3000 kg. De basklok woog 500 kg, de beiaard transponeerde een sext naar omhoog (basistoon A, klaviertoon c). In de toren werd er eveneens een luidklok (stormklok) opgehangen van 1800 kg die niet aangesloten werd op de beiaard. Oorspronkelijk was de officiële inhuldiging van Belfort en beiaard voorzien op 20 mei 1934, in aanwezigheid van Zijne Majesteit Albert I. De ontvangst en beoordeling van de beiaard was zeker niet unaniem positief. “(…) mais elle était vivement choquée, comme moi-même, par l’abus des trémolo. Portables dans certains morceaux, sans emploi abusif, ils étaient intolérables dans ces morceaux graves et tristes qu’ils dénaturaient complètement. …” Ook de klokken zelf vertoonden volgens hem onvolkomenheden: “Mais, …, ce qui manquait pour réussir … c’était une série de cloches empruntée aux octaves 1 et 2.” Zeer harde kritiek kreeg Michiels in 1939 vanwege Arthur Lynds Bigelow, de toenmalige Amerikaanse stadsbeiaardier van Leuven. Deze had een klankanalyse van de klokken in Ieper verricht. In zijn verslag van 14 maart 1939 lichten we ter illustratie volgende passages: “Ik kan tot mijn groote spijt onmogelijk instemmen met de algemeene roep en roem die de beiaard van Ieper als een van de mooiste deed uitkomen tijdens en na zijn onthulling. Mijn onderzoek toont me dat er een 15?tal klokken van slechte toon zijn, waarin de te stemmen harmonieken ongestemd zijn gebleven, …” “Het zijn de onvoldoend gestemde klokken die de Ieperschen beiaard zoo schraal, onzuiver en onaangenaam doen klinken. Daar bovendien het metaal niet van goede kwaliteit is, blijft de klank hard, zelfs waar de klokken goed zijn.” Bigelow was op de hoogte van een mogelijke uitbreiding van de beiaard en waarschuwde onverbloemd voor een eventuele levering door Michiels. Zonder hem bij naam te noemen gaf hij ook Jef Denyn een veeg uit de pan: Zijn analyse ging vooral in op de boventonenstructuur van de klokken als voornaamste oorzaak van zijn kritiek en concludeerde dat 16 klokken niet voldeden om in een beiaard opgenomen worden. Uitbreiding en verhuis van de beiaard (1960 – 2006)Tijdens Wereldoorlog II bleef Ieper gespaard van nieuwe verwoestingen. Ook de beiaard ontsnapte aan de klokkenroof van de bezetter. Toch verging het de Michiels-beiaard van 1934 minder goed. De ophanging in de torenlantaarn stelde zware problemen voor het onderhoud en de kwaliteit van de beiaard. Het instrument bevond er zich totaal onbeschut tegen weer en wind, terwijl de steeds groeiende luchtverontreiniging het klokkenbrons in versneld tempo aantastte. In 1960 was de beiaard quasi onbespeelbaar geworden. Stadsbeiaardier Elie Ryckelynck bewoog hemel en aarde om de beiaard te laten restaureren en een betere plaats in de toren te geven. In het kader van het millennium van de stad (962-1962) besliste de gemeenteraad in 1961 om tot een grondige ingreep over te gaan: de beiaard zou op het derde verdiep van de Hallentoren zijn plaats krijgen en uitgebreid worden tot een volwaardig en modern instrument van 49 klokken. Alle klokken van de Michiels-beiaard uit 1934 werden in het najaar van 1962 overgebracht naar de gieterij in Aarle-Rixtel. Daar werden ze in november 1962 onderzocht in het bijzijn van Staf Nees. De kleinste klokjes van de oude beiaard moesten hergoten worden. De resterende Michiels-klokken werden aangevuld met 22 nieuwe klokken, gegoten van Petit & Fritsen. Het ging enerzijds om 8 klokken in het basregister en anderzijds om 14 discantklokjes. De basis van de beiaard werd nu een klok met toonhoogte C°, gewicht 2.494 kg., op het klavier als Bes aangesloten. Dit evenement genoot ruime belangstelling van de plaatselijke pers. Voor deze gelegenheid werd er ook een brochure opgesteld met gedetailleerde programma’s van de concerten en een historische schets van de Ieperse beiaard. De huidige situatie van de beiaard gaat terug tot op de restauratie van 1963. Sindsdien zijn er slechts enkele ingrepen gebeurd: stadsbeiaardier Elie Ryckelynck paste enkele jaren later de tractuur van de beiaard aan volgens zijn eigen inzichten, waardoor het mogelijk werd om een zeer genuanceerd spel te ontwikkelen. Het klavier, dat volgens de Denynstandaard ontworpen is, werd in 2003 door Marc Van Eyck en de beide stadsbeiaardiers, Ludo Geloen en Geert Stube, in beperkte mate aangepast: de diepgang van de toetsen in het manueel werd gelijkgemaakt. Overzicht stadsbeiaardiers – 1608 – 1620 Augustyn de Saint-Ober Merkwaardige feiten-De stadsrekeningen in verband met de installatie van de eerste beiaard (1608-1609) vermelden enkele keren de term “tuimelaren” (zie tekst). Kan dit wijzen op een tuimelsysteem dat toegeschreven wordt aan Jef Denyn (3 eeuwen later!) in plaats van een broeksysteem? -Bij de installatie van de Vanden Gheyn beiaard in 1909 vinden we een artikel over een nieuw soort klok (zie tekst). Is dit een voorloper van de beruchte Schulmerich klokken?
Tekst: Geert Stubbe |
Belfort Ieper
Geplaatst in Torens.