Geschiedenis van de beiaard van HoogstratenEerste klokken en voorslagOp 12 juli 1430 ging het kerkbestuur van de Sint-Catharinakerk een lening aan bij het gasthuis van 150 gouden Bergoendde Philippus Clinckarde om “die clocken mede op te helpen in den Torre”. We spreken hier nog van de oude Romaanse kerktoren. De zwaarste klok was de Catharinaklok (2000 kg). Ze werd in 1444 door de Mechelse klokkengieter Jan Zeelstman gegoten en maakte deel uit van de eerste voorslag. De burgemeestersrekeningen maken nergens melding van een beiaardklavier. Toch bestaat het vermoeden dat de klokken door middel van een klein klavier konden worden bespeeld aangezien de eerste “beiaard-meester” werd benoemd in 1521. Tijdens de Tweede WereldoorlogOp 13 oktober 1943 werden 2 klokken geroofd door de Duitsers, nl. de Sint-Jozefklok (930 kg) en de zondagsklok (1400 kg), beide gegoten door Severinus van Aerschot in 1892. De wederopbouwOp 22 juni 1945 werd voor Hoogstraten de historische beslissing genomen om kerk en toren terug te herstellen in hun oude glorie. Een beiaard als kroon op het werkTijdens de wederopbouw van de toren werd er al vlug gedacht aan het gieten van nieuwe luidklokken. In 1954 gebeurde de aanbesteding voor 2 exemplaren. De firma Michiels uit Doornik goot de Catharinaklok (slagtoon d1, 1823 kg.) en de Antoniusklok (slagtoon g1, 675 kg). Het was een droom van deken Lauwerys om de herbouwde toren te bekronen met een beiaard. Reeds in 1957 werd er actie ondernomen. De deken had contacten gelegd met de kerkfabriek van de kathedraal van Antwerpen. Het voorstel om de Hemonyklokken een nieuwe bestemming te geven in de toren van Hoogstraten (zusterkerk van de kathedraal van Antwerpen) werd in overweging genomen. Staf Nees werd gevraagd om deze kwestie te adviseren en in een brief van hem aan deken Lauwerys kunnen we het volgende lezen: Hoogstraten als nieuwe bestemming voor de Antwerpse kapittelbeiaardNa een overeenkomst tussen Antwerpen en Hoogstraten, stond het vast dat de Catharinatoren een instrument van uitzonderlijke waarde zou gaan herbergen: een Hemonybeiaard uit de zeventiende eeuw ! We richten ons even op de geschiedenis van dit instrument. Tot aan de Franse Revolutie werden er in de kathedraaltoren 2 beiaarden bespeeld, nl. de kapittelbeiaard of kerkbeiaard, en de stadsbeiaard die zich een verdieping hoger bevond. Beide instrumenten werden beurtelings bespeeld naargelang het stedelijk of kerkelijk karakter van de gelegenheid. Toen de stad Antwerpen in 1654 een beiaard bestelde bij Hemony, wilde de kerk niet onderdoen. Het kapittel bestelde dus ook een beiaard, maar deze werd een halve toon dieper (as) en dus zwaarder in gewicht. De 2 bekendste beiaardiers die deze beiaard bespeelden, waren Johannes en Amandus de Gruytters. In 1740 werd Johannes benoemd. Voordien was hij beiaardier te Nieuwpoort. Na de Franse overheersing raakte de kapittelbeiaard in verval. Dit had te maken met het feit dat de kerk over hoe langer hoe minder middelen beschikte. Toen in 1957 besloten werd om de kapittelbeiaard in ere te herstellen en over te brengen naar Hoogstraten, werden alle Hemonyklokken terug bij elkaar gebracht. MIJN STEM ZAL U DANKEN en ‘K LAAT HIER IN DE TOREN
Een toevoeging van Marcel Michiels Jr. Toen alle Hemonyklokken van de kapittelbeiaard terug verzameld waren, kwam men op een aantal van 24 (slagtoon e1 – chromatisch – cis 3). Zij werden overgebracht naar het atelier van Marcel Michiels te Doornik. Met de 2 luidklokken die Hoogstraten nog kon bemachtigen kwam het aantal op 26. Bij het herstemmen braken 2 klokjes. Het werk omvatte: Voor het gieten van de nieuwe discantklokjes werd uitsluitend gebruik gemaakt van Hemonybrons. Hiervoor werden de twee gebroken klokjes hersmolten. Ook een gebarsten Hemonyklok van de Sint-Pauluskerk werd aangekocht en hersmolten. Het automatisch speelwerkNa de voltooiing van de beiaard werd het instrument al vlug aangevuld met een automatisch speelwerk. De firma Leon Peters uit Wavre plaatste in 1961 een systeem met elektromagnetische hamers en een geperforeerde speelband. Dit speelwerk was echter geen lang leven beschoren. In 1985, ter gelegenheid van 25 jaar beiaard, werd er een nieuw automatisch spel geïnstalleerd door de firma Clock-o-matic (Cariomat). BeiaardiersDe eerste stadsbeiaardier was Staf Mertens (°1937). Hij was laureaat van de beiaardschool van Mechelen en werd opgeleid door Staf Nees. Staf Mertens oefende zijn taak gedurende 42 jaar uit, tot hij in 2002 met pensioen ging. Geplande restauratieOnder impuls van stadsbeiaardier Luc Dockx en het enthousiasme van de sterk groeiende Hoogstraatse beiaardvereniging, werd het stadsbestuur gewezen op de dringende noodzaak van een grondige restauratie. In oktober 2005 besliste het College van Burgemeester en Schepenen om de historische beiaard te restaureren. Tekst: Luc Dockx |
Auteursarchief: Brecht Crabeels
Schepenhuis Herzele
Geschiedenis van de beiaard van HerzeleSchepenhuisDe oudst gekende baljuw van Herzele heette Raes Vierendeel, en werd vermeld in 1391. Het is echter niet duidelijk of er toen al sprake was van een echt gemeentehuis, laat staan een gebouw op de plaats waar het huidige gemeentehuis staat. Pas in 1947 werd het schepenhuis opnieuw eigendom van de gemeente (1). VoorgeschiedenisIn 1946 besliste de gemeenteraad om een beiaard te installeren. Het instrument zou een herinnering zijn aan een drievoudige viering: die van Jozef Matthijs die op dat ogenblik 50 jaar ononderbroken burgemeester was van Herzele, van pastoor-deken Simoens die dat jaar zijn gouden priesterjubileum vierde en van de koninklijke harmonie Sint-Cecilia die net 100 jaar bestond. Op het Sint-Barbarafeest van het jaar 1952 weerklonken de eerste tonen van het klokkenspel waarmee de kleine gemeente Herzele heel wat grotere Vlaamse entiteiten naar de muzikale kroon kon steken. In elke klok was het wapen van Herzele gegoten en in vier ervan de feestelijk geïnspireerde historiek.(2) Bouw van de beiaard en latere werkenBij de bouw van de beiaard werd geadviseerd door Ir.Van Esbroeck (Gent) en Ir. V. Van Geyseghem (Luik).4 Er liepen 2 offertes binnen, één in 1947 van firma Michiels en één in 1950 van firma L. & R. De Mette Gebroeders uit Aalst.(6) Het automatisch speelwerkAanvankelijk bestond het automatisch speelwerk uit een magnetische filmband waarbij het aandrijfmechanisme rechtsreeks verbonden was aan het beiaardklavier. Voor klavier en automatisch spel was er dus één enkel gecombineerd dradennet. – Maart 1973: op de bestaande magneten werd een nieuw trommelspeelwerk aangesloten. Beiaardiers1952 – 1973 Albert Dereu Tekst: Paul Hoste |
Belfort Herentals
Geschiedenis van de beiaard van HerentalsDe eerste Herentalse beiaard (1541 – 1551)Het is niet duidelijk wanneer de stad Herentals zijn eerste beiaard heeft aangekocht, maar wel zeker is dat dit instrument afkomstig is van de abdij van Tongerlo. Hoe dan ook, de plaatsing van de “voorslag” werd toevertrouwd aan een zekere Merten Hendrick van Turnhout. De Mariaklok, de aanvulling van de eerste beiaardIn eerder buitengewone omstandigheden kwam de stad Herentals in het bezit van zijn oudste klok. De militaire waarde van de garnizoenstad Herentals is nooit sterker tot uiting gekomen dan tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568 – 1648). Toen Herentals van midden oktober 1576 tot en met 17 juli 1584 ononderbroken tot de Orange-partij behoorde, hield een “Staatse” troepenmacht vanuit deze stad geheel de Kempen onder haar heerschappij. Het is begrijpelijk dat in deze situatie de klokken van de Sint-Waldetrudiskerk niet erg veilig waren. In 1582 werden door de Staatsgezinde magistraat zes van de elf klokken uit de toren verwijderd. De Regnault-klokkenGedurende hogergenoemde proces sloot de Herentalse stadsmagistraat op 23 november 1630 een contract met een rondreizende klokkengieter uit Lorreinen, Antoine Regnault, om 17 tot 21 klokken te hergieten (“eene clocke offt twee min offt meer onbegrepen”). Dat het werk aanvankelijk op één jaar gepland was blijkt duidelijk uit de bepalingen aangaande de uitbetaling van Regnaults loon (8). Niettenmin was dit werk pas in 1649 voltooid. Dit blijkt niet alleen uit de gedetailleerde uitgavenpost (9), maar ook uit de gietjaren op de klokken vermeld. De 18de eeuwse periode, en hoe Andreas-Jozef Vanden Gheyn net geen beiaard goot voor Herentals.In de loop van de 18de eeuw onderging het Herentalse klokkenspel weinig wijzigingen. Anthoni Bernaerdt goot in 1723 een nieuwe klok “tot den bijaert op den stadthuijsse”. Deze klokkengieter had in hetzelfde jaar ook voor Sint-Waldetrudiskerk een klok had vervaardigd. Over een eigenlijke hernieuwing van de stad was er in 1784 sprake geweest. Op 5 mei 1784 sloot de magistraat zelfs een contract met Andreas Jozef Vanden Gheyn om de bestaande beiaard te hergieten (12). Zo bleef alles bij het oude. Buiten enkele klokkenwijdingen, die achteraf een staartje kregen, grepen er tijdens geheel de 18de eeuw weinig sensationele gebeurtenissen in verband met de beiaard plaats. De Van Aerschodt-klokken en de beiaard tussen 1843 en 1955De toestand van de beiaard was na de summiere Franse plunderingen van “eenige” klokken (hoeveel er precies werden weggehaald kon niet worden uitgemaakt) er evenwel niet op vooruitgegaan. Niettemin sprak men eerste in 1843 opnieuw over een hernieuwing van de beiaard. Bij deze gang van zaken legden de Herentalsenaren zich evenwel niet neer. Aangezien de ingezeten van de stad “eenparig aendrongen om dit gedenkstuk te herstellen” werd een inschrijvingslijst geopend waarop 251 burgers en een aantal niet te bepalen onbekende ondertekenden. Op 4 september 1843 begon men de klokken van de oude beiaard naar beneden te laten en reeds op 30 maart 1844 kreeg men van de firma A.L.J. Van Aerschodt – Vanden Gheyn uit Leuven het bericht dat de klokken klaar waren. Het plaatsen van de klokken, trommel en klavier duurde nog één jaar. De 29 klokken die door de firma A.L.J. Van Aerschodt – Vanden Gheyn waren gegoten of hergoten werden bij de 6 overgebleven Regnault-klokken toegevoegd. Het resultaat was evenwel niet erg schitterend vermits de beiaardklokken, waarop het gietjaar 1843 staat vermeld, gegoten werden tijdens de vervalperiode van de klokgieterij. De nieuwe beiaard (1955 – 1965)Met dit kreupel tonenarsenaal moest de Herentalse beiaard functioneren tot 1955, toen de Herentalse stadsmagistraat besliste “de beiaard onzer stad opnieuw in goede staat te brengen”. Na de gebruikelijke administratieve sleur werden door de Nederlandse gieterij Petit & Fritsen (Aarle-Rixtel), volgens het plan van de ontwerper, Staf Nees, 43 volledig nieuwe klokken gegoten. De grote oorzaak van de laattijdige inhuldiging van deze nieuwe beiaard is het feit dat de toren van het stadhuis grondig diende verstevigd te worden. In zijn nieuwe samenstelling bleek de beiaard immers, hoewel relatief klein van gewicht, nog te zwaar voor de Herentalse belforttoren. Restauraties en vernieuwingen vanaf 1965Zoals eerder vermeld werd er begin jaren 1960 een nieuwe betonnen toren gebouwd binnenin de oude om deze te ondersteunen. Op elke verdieping werden eveneens betonnen vloeren aangebracht, ook in de beiaardkamer. De opening in het beton voor de klavierdraden werd echter niet ruim genoeg gemaakt zodat tuimelaarassen bovenop het klavier moesten voorzien worden, en dit spijtig genoeg ook voor de discant. Het effect laat zich raden, de bespeelbaarheid was zeer beperkt. In 1994 werd de eerste fase uitgevoerd van de restauratie van de belforttoren (buitenkant). Aangezien hiervoor de volledige lantaarn werd gedemonteerd, was dat de ideale gelegenheid om alle klokken te demonteren en te herstemmen, hetgeen werd uitgevoerd door de Nederlandse firma Eijsbouts op advies van de Nederlandse beiaardier-adviseur Arie Abbenes. In 1980 werd de beiaard door de Belgische firma Clock-o-Matic voorzien van een automatisch speelwerk, via een speelcomputer en electro-magnetische hamers. Stadsbeiaardiers te Herentals– vanaf 1718 tot 1729: Peeter Van Hove (brouwer en schepen van Herentals) – vanaf 1754 tot 1794: Joseph Eyckmans (gelegenheidsbeiaardier) – vanaf 1795 tot 1802: F.A. Putzeys (gelegenheidsbeiaardier) – geen bronvermeldingen tot 1847, met uitzondering van bespelingen in 1806 door koster Charles Martin – in 1847 bespelingen door Agustinus Versteylen en Louis Wittman (stadsbeiaardier van Mechelen van 1841 tot 1849) – vanaf 1847, geen vaste beiaardiers, maar er was wel iemand gelast om de “mechaniek van de toren” in regel te houden, met markantste figuur Alois Valkies van 1892 tot 1919 – tussen 1919 en 1960: gelegenheidsbeiaardiers: – tussen 1965 en 1985: Henri Beenen – vanaf 1986: Koen Van Assche
Tekst: drs Jan Goris en Koen Van Assche |
Sint-Quintinuskathedraal Hasselt
Geschiedenis van de beiaard van HasseltSint-QuintinuskathedraalIn de achtste eeuw werd aan de Helbeek, de kern van het oude Hasselt, een eerste primitieve kerk opgericht. Deze kerk groeide samen met de stad . Van voorslag tot beiaardDe oudst bewaarde inscriptie van een klok uit de Sint-Quintinustoren dateert van 1429. “Vocor maria et me fiere Aleydis de rykel Abba tissa de herckenroede per godefridum hyntum anno domini M CCCC XXIX” (abdis van Herkenrode Aleydis van Rijkel gaf opdracht aan Godefridum Hyntum de bijna 100-jarige Mariaklok te hergieten.) Het is opvallend in de stadsrekeningen dat de voorslag van de Sint-Quintinus meer aandacht kreeg dan die van de Lakenhalle. In 1515 betaalde het stadsbestuur Driesken de Wael om het hoerwerck op de toren te hijsen. Het kan hier gaan om een nieuw uurwerk of het kan ook zijn dat er een grote revisie aan het oude werd verricht. Een jaar later verschijnt de eerste vermelding van de gesellen of de beyermannen die speelen op die clocken. Het klokkenspel werd in de volgende jaren geleidelijk uitgebreid. Zo werd in 1518 de Mechelse klokkengieter Joris Waghevens naar Hasselt gehaald om een schel te hergieten. Ondertussen voerde Mertken Buskens naar Diest om daar schellen te halen die Jan Thoers en Jan van Peer in de Sint-Quintinustoren hingen. Het verlangen naar een beiaard werd groot. Beiaardier Loeden Hollants zag nog enkele onvolmaaktheden aan de beiaard. Om zich te bekwamen in de techniek van het stemmen trok hij in 1533 vijf dagen naar Luik. Zijn opgedane kennis resulteerde in het hergieten van acht schellen en een verzwaring tot 192 pond. Hiervoor liet het stadsbestuur Jan van Trier nog eens overkomen uit Aken. De nieuwe uurwerkmeester Lemmen (Lambrecht) Blaesen en smid Willem Voss voerden in 1548 bepaalde herstellingen uit aan de tractuur. In 1562 sloot de stad een overeenkomst met Hendrik van Trier uit Aken. Van Trier zou totten vuerslach van twee schellen gieten nemelicken Mi en Fa ende een ander Bimol met noch die cleyn schelle die wellighe onlanx met luyden geschuertt waes. Een trendwijziging liet vanaf 1600 de benaming timp tamp en trompeletten uit de archieven verdwijnen. Van deze eerste beiaard is niet veel bewaard gebleven. Toren en beiaard werden op korte tijd twee keer – in 1725 en in 1728 – door een blikseminslag getroffen. Moeizaam begin van de tweede beiaardDe stad bezat nog een aanzienlijke hoeveelheid brons en ook van de oorspronkelijke klokken bleef nog heel wat brons over. Daarmee zouden ze relatief goedkoop een nieuwe beiaard kunnen maken. Ook de pastoor P.G. Sigers (1682-1753) vond een nieuwe beiaard noodzakelijk. In 1731 werd de laatste klok gegoten en moesten drie muzikanten de beiaard keuren. Stadsbeiaardier Aurion zou dit doen, samen met J. de Trico, kanunnik en zangmeester van de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Maastricht en Noël Toussaint L’Evecque, beiaardier van de Sint-Lambertuskerk in Luik. Bernard ging opnieuw aan het werk, maar ook dit keer weer zonder succes. In 1732 werd de beiaard nog eens gekeurd door C. de Tiège, muziekmeester van de Sint-Pauluskathedraal in Luik en Philippe Joseph Marechal, beiaardier van de Sint-Jacobsabdij in Luik en hun oordeel was nog strenger: zij keurden 18 klokken af. Le Vache werd opnieuw gecontacteerd, maar uiteindelijk heeft hij geen werk verricht aan de Hasseltse beiaard. Hij was immers vertrokken naar Nijmegen om daar – zonder succes overigens – een beiaard te gieten. Tweede brand geeft nieuwe impulsEen tiental jaren bleef het stil rond de Hasseltse beiaard, tot op 16 mei 1751 de bliksem opnieuw insloeg op de toren. Voor de herstellingswerken moesten de klokken uit de toren gehaald worden en men vond hierin de gelegenheid om de beiaard nog eens te onderzoeken. De volgende dag al werd een overeenkomst gesloten met de jongere broer van Matthias: Andreas Joseph vanden Gheyn. Hij zou samen met zijn oom-cellebroeder Peter vanden Gheyn deze klus klaren. “Acta virum probant ad majorem Dei gloriam anno 1751 me et adhuc 27 camp. refudit et restantes correxit. Hasseleti Aetatis suae: ope mia. Andreas Jos. van den Gheyn Lovaniensis.” (Het werk looft de meester. Tot meerder eer en glorie van God heeft Andreas Josephus van den Ghein van Leuven, oud 24 jaar, mij met 27 andere hergoten en de overige verbeterd, te Hasselt 1751.) Deze beiaard werd – na het hergieten van één klok – in 1752 door T. Levèque, stadsbeiaardier Luik, en door Johannes de Decker, stadsbeiaardier van Diest, goedgekeurd. Stille periode in de 19de eeuwTijdens de Franse overheersing aan het einde van de 18de eeuw werden er twee luidklokken meegenomen. In 1804 en 1805 werden deze vervangen door de aankoop van één klok uit de commanderij van Alden Biezen en één uit de abdij van Herkenrode. Naar een volwaardige beiaard in de 20ste eeuwIn de loop van vorige eeuw werd de beiaard meerdere keren onder handen genomen. In 1922 kreeg de beiaard een grondig nazicht van Jef Denijn. In 1958 breidde François Sergeys uit Leuven de beiaard uit tot vier octaven (47 klokken) waarbij hij 8 Van den Gheynklokjes verving (slagtoon c4, cis4, d4, dis4, fis4, g4, gis4 en a4) door nieuwe en vijf extra klokjes goot. In 1971 werd besloten om de beiaard een bes0-toets te geven, door de klokkenreeks een hele toon te transponeren. De laatste grote restauratie en transformatie dateert van 1982 en werd uitgevoerd door de Koninklijke Eijsbouts uit Asten (Nl). De beiaard werd uit de toren gehaald en herstemd. Het automatisch speelwerkHet eerste automatisch speelwerk was een oud wielsysteem. Dit werkte waarschijnlijk niet al te goed en daarom werd er in 1528 een houten speeltrommel geïnstalleerd. In 1730 werd Jan De Hondt gecontacteerd, want hij werd op 14 maart 1730 betaald voor “vacatien en visitatie gedaen aen den carillion” en op 26 mei 1730 voor “gedaene diensten aen den carillion”. Na de blikseminslag van 1751 werd op 1 december 1751 een overeenkomst gesloten met Gilles De Beefe, uurwerkmaker uit Luik, voor de bouw van een nieuw uurwerk en speeltrommel. Het werd een springtrommel van 5 à 6000 pond. Sinds 1971 is deze trommel buiten werking gesteld. In dat jaar werd er door de firma Petit & Fritsen een automatisch bandspeelwerk geleverd. Ook dit wordt momenteel niet meer gebruikt. Het heeft een plaats in het beiaardmuseum gevonden. Overzicht stadsbeiaardiers1531-1553: Loeden HOLLANTS TriomfdichtenIn 1752 verscheen er een “triumphdicht over den nieuwen Carlejon” . Ook in 1897 verscheen een gedicht over de beiaard van Hasselt: ‘Le carillon de Hasselt’ van Emile Gielkens, uitgave J. Lebègue & Cie, Brussel 1897. BeiaardmuseumIn de toren van de Sint-Quintinuskathedraal is een beiaardmuseum ingericht. Dit werd geopend op 19 juni 1988. Er wordt aan de hand van dia’s en maquettes uitgelegd hoe een klok gemaakt wordt. Tekst en foto’s: Jan Verheyen |
Sint-Salvatorskerk Harelbeke
Geschiedenis van de beiaard van HarelbekeOorsprongDe geschiedenis van de Harelbeke gaat terug tot in de vroege middeleeuwen. Luidklokken in de Harelbeekse kapittelkerk.Sedert het jaar 1300 duiken er in de archieven van het Harelbeekse kapittel regelmatig vermeldingen op over het gebruik van klokken: Campanae, Campana major, Campanae majores en Campanarum pulsator. Van de oude klokken bleef niets bewaard. Ze werden vermoedelijk vernield tijdens torenbranden in 1452 en 1570. Vanaf 1600 moet de St.-Salvatorkerk meer dan één klok gehad hebben aangezien de kapittelrekeningen de betaling vermelden van klokkenluiders. Op 18 juni 1712 gaat de kapittelproost voor in de wijding van twee nieuwe luidklokken, gegoten door Ignatius De Cock te Heestert. De Dumery-beiaard.Na de voltooiing van de nieuwe kerk in 1773 keek het kapittel uit om de toren ook van een nieuw uurwerk met automatisch spel te voorzien. De Brugse klokgieter Joris Dumery, die voordien voor het kapittel reeds luidklokken had gegoten, liet weten dat er in St.-Martens-Lierde nabij Geraardsbergen een kleine beiaard van zijn hand te koop was. In december 1785 reisden twee kanunniken naar St.-Martenslierde en kochten er de 23 klokken samen met het torenuurwerk voor 900 florijnen. In 1786 kreeg Dumery de opdracht om de beiaard uit te breiden met zes zwaardere klokken. De constructie van het instrument en het automatisch speelwerk stond onder toezicht van Jean-Vincent Leblan, beiaardier te Rijsel. Daarbij moest hij plaats en verbindingen voorzien voor een verdere uitbreiding met vier klokken. Vanaf 1786 werd de post van beiaardier, “pulsator tintinnabuli” toegevoegd aan de rekeningen van het Harelbeekse kapittel. Op 1 augustus 1787 overleed beiaardgieter Joris Dumery. De nog te gieten klokken werden niet toegewezen aan diens zoon Willem, maar wellicht door toedoen van Leblan aan de Rijselse klokgieter Eustache-François Corsin . De 19e eeuwIn 1827 werd er voor de Sint-Salvatorkerk een nieuwe luidklok gegoten door Martin Drouot. Deze woog 5000 pond. Een tweede luidklok van 280 pond kwam er in 1857 en werd gegoten door Severinus Van Aerschodt uit Leuven. Ze draagt als opschrift : Deze klok Voorskomende van De Dumery-beiaard functioneerde tot in 1856. De beiaard werd vanaf 1838 bespeeld door koster-organist Pierre Vandeputte. De eerste Michiels-beiaard.Of de beiaard die Pastoor Ferrant beschreef nog bespeelbaar was valt te betwijfelen. In 1904 zou hij nog gewerkt hebben. Nadien moet er echter iets gebeurd zijn in de toren met desastreuze gevolgen voor de klokken. “33 klokken waarvan vele kapot zijn : stukken af aan de slagrand, kroon kapot of gebroken….De 10 laatste zijn echter dof en moeten hergoten worden. Vele andere zijn beschadigd, gebarsten, vals. De trommel bestaat nog, maar in twee stukken. De beiaard is gevallen, daarom zijn zoveel klokken stuk…. Marcel Michiels Jr. heeft de klokken, die dooreen lagen, aan de balken doen hangen om de tonen na te gaan.” Pas in 1924 werden er stappen ondernomen om het instrument te herstellen. Op zondag 18 december 1932 werd deze nieuwe beiaard feestelijk ingehuldigd door Jef Denyn. Leon Vandeghinste uit Kortrijk bespeelde voortaan het instrument en gaf jaarlijks 25 gewone en 6 buitengewone concerten. De oude Dumery-klokken werden niet hersmolten. Michiels gebruikte ze voor het construeren van een beiaard in “Oud België” op de wereldtentoonstelling te Brussel in 1935. Een klok uit 1737 belandde in de collectie van de Beiaardschool te Mechelen. De tweede Michiels-beiaard.Op 23 mei 1940 werd de toren opgeblazen en de beiaard kwam met de luidklokken onder het puin te liggen. De luidklokken hadden het meest geleden onder de val. De beiaard zelf kwam er vrijwel ongeschonden uit. Na de oorlog werd de toren weer opgebouwd met een barokke campanile. In 1956 werd het lastenboek opgesteld voor de herstelling van de beiaard. Het automatisch spel was uitgerust met elektrische hamers en functioneerde met kartonnen ponsbanden. Het was ontworpen en geplaatst door de firma Casteleyn uit Kuurne. In 1990 werd op de Harelbeekse beiaard een nieuw computergestuurd automatisch spel geïnstalleerd door Clock-O-Matic. De inhuldiging van de nieuwe beiaard vond plaats op zaterdag 17 september 1960. Na een plechtige openingszitting ten stadhuize liet Staf Nees het instrument voor de eerste maal klinken. Te Harelbeke werd hij in 1991 opgevolgd door Koen Cosaert en Stephanie Bruggeman. In dit jaar werd er gestart met de organisatie van zomerconcerten. Een werkgroep ‘beiaard’ werd in het leven geroepen, technisch ondersteund door de dienst Musea. De beiaardiers.– Le Blan: 1786 – ? Tekst en foto’s: Koen Cosaert |
Onze-Lieve-Vrouwebasiliek Halle
Geschiedenis van de beiaard van Halle
Algemene geschiedenisDe kerk werd gebouwd vanuit een devotie voor een miraculeus Mariabeeld, dat sinds 1267 binnen de muren van Halle was gebracht. In 1604 werd het boek Diva Virgo Hallensis in het Latijn uitgegeven door Moretus. De ruime, hooggotische kerk, begonnen in 1341, werd in 1467 in laatgotische stijl voltooid. De toren dateert uit de tweede helft van de 15de eeuw en had een gotische spits. Deze werd vernieuwd in 1616, en in 1775 vervangen door een barokke campanile in blauwe steen. Van voorslag naar beiaardDe oudste nog bestaande luid- en beiaardklok is de ‘kleine Maria’ uit 1390, gegoten door Daniël en Michiel De Leenknecht uit Harelbeke. “Indien u driemaal slagen hoort, volgt hier voor u het uur.” De Katharinaklok barstte in 1936 en hangt nu in het torenmuseum. In 1480, onder het bewind van Maria van Bourgondië, goot Walterus de luidklok ‘grote Maria’. Deze moest de bede-vaarders verwelkomen, en diende tevens als doodsklok.(2) Reeds in 1505 goot Georgius Waghevens tenminste vier klokjes, waarvan Anna en Henricus nog bewaard zijn gebleven. Hieruit kan men concluderen dat de beiaard einde 16de eeuw uit twee en een half octaven bestond.(8) In 1651 goot Peter IV Van den Gheyn (1607-1659) twee klokjes met toonhoogte d3 en gis3.(9) 18de eeuwIn de loop van de 18de eeuw werden enkele klokjes hergoten door verschillende gieters: in 1711 door Jordaen Smets uit Mechelen (fis3); in 1715 door Peter V Van den Gheyn (details niet gekend).(12) 19de eeuwOok Halle dreigde slachtoffer te worden van de klokkenroof tijdens de Franse Republiek. Michaux-beiaardIn 1920 kreeg Omer Michaux opdracht om de beiaard uit te breiden tot 44 klokken. De meeste historische exemplaren werden hergoten; tien (voornamelijk zwaardere) klokken bleven bewaard, waarvan acht voor de beiaard. Herstellingswerken werden wel uitgevoerd in 1930-31 aan het uurwerk en aan de tractuur van het automatisch spel. In 1931 schreef Karel De Mette een brief aan het stadsbestuur ter verbetering van de beiaard. Hij stelde voor om de dipositie f0-g0-a0-bes0 etc. een kwint hoger te verschuiven, zodat de basklokken ook gebruikt konden worden, omdat de beiaardiers de huidige dispositie niet gewoon waren en dus niet gebruikten. Sinds de inhuldiging van het instrument werd er nauwelijks of niet meer gespeeld. Het klavier was na 30 jaar grondig verwaarloosd; de verbindingen waren erg verroest of zelfs afgebroken. Sergeys-beiaardIn 1969 liet de nieuwe burgemeester een lastenboek maken, een aanbesteding uitschrijven en vervolgens de zeven ingekomen offertes keuren door zijn stadsarchitect en -ontvanger. Het oorspronkelijk lastenboek sprak van levering van 39 nieuwe beiaardklokken met overnamen van 35 oude klokken. In het lastenboek stond o.a.: “de drie zwaarste klokken zijn historisch en blijven in de toren: hieraan mag niet geraakt worden.” Naar hedendaagse normen is dit een historisch verantwoorde omschrijving, maar Gaston Van den Bergh dacht in muzikale termen en vond het onmogelijk om op zulke valse basis een goede beiaard te bouwen. Daarom koppelde hij de drie basklokken aan onder het gewone bereik van het klavier (klaviertonen f0-g0-a0), zoals het steeds geweest was. Uit de oude beiaard waren nog 36 Michauxklokken uit 1920. Bij het schoonmaken bleken de klokken een abnormaal hoog tingehalte te bevatten. Om toch iets van hem over te houden werden de zes zwaarste Michauxklokken behouden. In 1971 werden de plannen voltooid en in 1972-73 werden ze uitgevoerd. In 1996 werden verbeteringswerken aan de beiaard uitgevoerd door Luc Michiels. Het klavier werd gedemonteerd, herschilderd en teruggeplaatst en de tractuur werd opnieuw afgesteld. Automatisch speelwerkDe eerste voorslag weerklonk in 1518 en speelde elk kwartier.(20) TorenuurwerkHet uurwerk onderging in de 18de eeuw een grondige vernieuwing. CuriosaIn 1975 vond de inhuldiging plaats van het torenmuseum. Eerste verdieping torenmuseum: Pieter uit 1554, Henricus uit 1505, Anna uit 1505, Katharina uit de 14de eeuw, Jhesus uit 1552, gildeklok uit 1702, gegoten door Alexius Julien (Lotharingen/Lier). Tweede verdieping torenmuseum: Admiral uit 1563. Deze luidklok bevond zich tot 1975 in de lantaarn boven de beiaard en sloeg het halfuur; trommel uit de eerste helft van de 18de eeuw, vermoedelijk van Jan De Hondt; trommelspeelwerk met 4 verwisselbare trommels van Clock-o-matic uit 1973; uurwerk van E. Michiels, Mechelen · Beiaardiers van Halle· P. Rimbault: 1563 Noten1 Stadsarchief Halle, D. 422 Analyse beiaard door Horacantus, 25/10/1965: “Hoewel ongesigneerd en zonder jaartal, stellig van De Leenknecht, einde 14de eeuw” 2 Zie Remy JANSSENS in “Van madonnabeeld naar nieuwe beiaard” in brochure Beiaard stad Halle, 1973, z.p. 3 Marc & Karine VAN BETS-DECOSTER, De Mechelse klokkengieters, Mechelen, 1998, p. 126-128. 4 Zie lijst p. 13. Zie ook Gaston VAN DEN BERGH, “Historisch overzicht van de vroegere beiaarden te Halle” in brochure Beiaard Stad Halle, 1973. Hij maakt de vergelijking met ’s Hertogenbosch waar in 1505 veertien klokken werden aangeschaft. Andere bronnen: DESMONS, Les cloches de Tournai, 1905 p. 165; G. VAN DOORSLAER, Les van den Ghein, fondeurs de cloches, canons, sonnettes et mortiers à Malines, Antwerpen, 1910. 5 L. EVERAERT & Jean BOUCHERY, Histoire de la ville de Hal, Leuven 1879, p. 17 6 Marc & Karine VAN BETS-DECOSTER, op. cit., p. 126-134. 7 Malou HAINE en Nicolas MEEÙS, Dictionnaire des facteurs d’instruments de musique en Wallonie et à nos jours, uitg. Mardaga 1986, p.418-420. M. & K. VAN BETS-DECOSTER, op.cit. p. 131-133. 8 Zie lijst p. 13, naar het voorbeeld van Jean-Pierre FELIX, “À propos de Jehan, Théodore et Michel de Sany, carillonneurs à Bruxelles et Hal (XVIIe S.)” in Le Folklore Brabançon, nr. 201, 1974, p. 58, klokkenlijst G. Van den Bergh, volgens dewelke de beiaard toen eveneens een kwint omhoog transponeerde. 9 Marc & Karine VAN BETS-DECOSTER, op.cit. p. 133, 183. Het eerste klokje is vermoedelijk in privé-bezit. Het tweede klokje bevindt zich in het Stedelijk Museum Hof van Busleyden te Mechelen. Vermits het een gift was van Marcel Michiels uit Doornik, werd dit klokje vermoedelijk in 1894 vervangen door een Michielsklokje. Ook het andere klokje kan ditzelfde lot ondergaan hebben. 10 Marc & Karine VAN BETS-DECOSTER, op.cit., p. 133; Le Folklore Brabançon, nr. 201, p. 58: toonhoogte e3; volgens DESMONS, op. cit., zou deze toonhoogte fis3 zijn. Beiden vermelden zelfde diameter en gewicht. Het werd hergoten. 11 Marc & Karine VAN BETS-DECOSTER, op.cit. 1998, p. 134. 12 Remy JANSSENS, op.cit.; DESMONS, op. cit.: deze vermeldt ook nog Willem Witlockx einde 17de eeuw (f3, diam. 33cm, 25 kg); Andreas Van den Gheyn 1761 (dis3, diam 36,5 cm, 18,3 kg) en Andreas Van den Gheyn 1721 (e3, diam. 33,8 cm, 23,5 kg). Ze worden in geen andere bron vermeld, bovendien hebben ze dezelfde toonhoogte als die van resp. P. Van den Gheyn 1554, Jan De Clerck 1661 en P. van den Gheyn 1654. Vermits de beschrijving van deze laatste klokken in de 19de-20ste eeuw gebeurde, kunnen de 18de eeuwse klokken geen hergietingen zijn, maar waren ze vermoedelijk niet voor de beiaard bestemd. 13 F. DONNET, “Variétés campanaires, deuxième série” in Annales de l’Académie Royale d’Archéologie de Belgique, Antwerpen, 1909, p. 298-299 14 Vik WALRAVENS, “De beiaard van Halle” in De Brabantse Folklore nr. 207/208, 1975, p. 309-310 15 Gaston VAN DEN BERGH, ‘Hernieuwing van de beiaard op de basiliektoren te Halle’ in Bondsnieuws nr. 56-57, 1973, p. 1-10. Zie ook L. EVERAERT & Jean BOUCHERY, op.cit., p.17. 16 Georges VAN DOORSLAER en Prosper VERHEYDEN, Biographie Klokgieters en Beiaardiers, manuscript Koninklijke Beiaardschool Mechelen, z.j. 17 Gaston Van den Bergh kon nog enigszins begrip opbrengen voor Michaux, omdat zo kort na de oorlog er een grote aanvraag was naar vooral goedkope leveringen, zodat leveranciers wel verplicht waren hun toevlucht te nemen tot minderwaardige materialen. Zie Bondsnieuws nr. 56-57, 1973, p. 1-10 18 Stadsarchief Halle, beiaarddossier 19de-20ste eeuw, D. 422, brief gedateerd 22 mei 1931 19 Vik WALRAVENS, op.cit., p. 297 20 L. EVERAERT & J. BOUCHERY, op.cit., p. 17 21 Jean-Pierre FELIX, op. cit., p. 49, 52 22 Jean-Pierre FELIX, op. cit., p.52, 54 23 Jean-Pierre FELIX, op. cit., p.59 noot (26) 24 Jean-Pierre FELIX, op. cit., p. 56, noot (20) 25 Ibid.; Stadsarchief Halle, OSA Stadsrekeningen: nr. 48 (1731), f.° 114: “Au sieur Pauwels maître de chant de l’eglise et chapelle Notre Dame…” ; nr. 49 (1732), f.° 111: “A Jean Pauwels Carillonneur…”; Kerkrekeningen 73 (1736), f. 186 : “Sieur Pauwels maitre de la musicque”; Kerkrek. 76 (1743) f.125: “Sr Paelinck maitre de la musique…” Liesbeth Janssens |
Sint-Gorikskerk Haaltert
Geschiedenis van de beiaard van HaaltertOorsprongDe kerk werd gesticht in 1046 door het kapittel van de Sint-Maartenskerk te Aalst. Er is weinig bekend van het klokkenbestand vóór 1869. Er is sprake van een klok in 1621 (“betaelt aen Arent Wauters in het ophangen van de clocke 3 pond 17 schellingen”). In 1664 waren er twee klokken. We kunnen aannemen dat er in de oude kerk drie klokken waren, gegoten door James Bastien. LuidklokkenDoor de brand van 9 februari 1869 werd de kerk totaal verwoest. Ook de luidklokken moesten er aan geloven. Pastoor Desiderius Van Gansbeke (° 1827-1882) schrijft in het Liber Memorialis 1869: Het schoon geluid van drij klokken is vernield geworden. Van het inwendige der kerk heeft men niets kunnen redden dan den kruisweg, de kleederen, de communiebank en eenen biechtstoel, al het andere is de prooi der vlammen geworden. […] De kerk was geassureerd in de Assurantiecompagnie generaal voor de somme van vijftig duizend franken /50.000/. Waarover maar prijzing zij betaald heeft zeven en dertig duizend honderd frank 37.100….1 Tijdens de opbouw van de nieuwe kerk werd een rapport opgemaakt betreffende het plaatsen van nieuwe klokken in de toren. Op 2 mei 1875 werd een uitvoerige beschrijving van de klokkenstoel goedgekeurd door het bureel der kerkmeesters. De stadsweger van Leuven bepaalde de gewichten als volgt: de brokstukken van de grootste klok (1.532 kg) brachten na zuivering1.409 kg op, de brokstukken van de middenklok (675kg) 555 kg en de brokstukken van de kleinste klok (520 kg) 358 kg. Ze werden in 1876 door Severinus van Aerschodt (1819-1885) hergoten en wogen respectievelijk 1899 kg, 1194 kg en 834 kg. Ze waren toegewijd aan Onze Lieve Vrouw, de H. Laurentius en de H. Gaugericus. Met alle toebehoren kostten de nieuw gegoten klokken 9842,60 BEF of 243,99 euro. In die tijd betaalde men voor klokkenbrons 3,8 BEF per kg of 0,095 euro. In 1905 barstte de kleine klok. Ze werd hergoten in 1906 door Felix Van Aerschodt (1870-1943), zoon van Severinus. Hiervan is de correspondentie bewaard gebleven. Uit deze brieven blijkt dat de kostprijs voor het hergieten van de klok, met toebehoren in totaal 1233.04 BEF of 30,8 euro bedroeg. KlokkenroofOp grond van de verordening nr. 92 van 19 december 1942, betreffende het aanmelden van metalen voorwerpen in België en Noord – Frankrijk, werden de drie luidklokken uit de toren gehaald in 1943. Op 8 november werd de laatste klok – de kleine klok – 860 k. door de Duitschers weggevoerd. In de plaats werd een klein klokje – van elders ook ontvoerd- waarschijnlijk uit Erondegem aangeboden, maar radikaal door den E.H. Pastoor ( Pastoor Bueckens) geweigerd, niet tegenstaande de bedreiging van de commandatuur van Aalst. Liever geen klok dan een gestolene.3
|
Sint-Servaasbasiliek Grimbergen
Geschiedenis van de beiaard van GrimbergenOorsprongDe Norbertijnenabdij van Grimbergen heeft tot vandaag invloed gehad op de ontwikkeling van de gemeente Grimbergen. Uit documenten blijkt dat al heel vroeg het abdijdomein omvangrijk was en verspreid lag over een relatief groot gebied. Dankzij nieuwe schenkingen, ook van de kleine landadel, groeiden haar bezittingen en werd de opdracht van de abdij steeds groter. (1) Bijna alle Norbertijnenabdijen beschikten over een beiaard: ’t Park te Heverlee, Averbode, St. Michiels te Antwerpen, Tongerlo, Postel en Grimbergen. Men kan deze orde dus beschouwen als propagandisten van de beiaard. 17de eeuwEen gravure van Sanderus uit 1659 toont de abdij met een toren die veel hoger reikt dan de huidige met een uurwerk en een lantaarntorentje voor klokken. Van een eerste beiaard van Grimbergen is alleen bekend dat de klokken ervan 6.521 pond brons opleverden. De huidige abdijkerk werd tussen 1660 en 1725 gebouwd. Wanneer men de wenteltrap van de toren beklimt, bemerkt men op 15 m hoogte een steen met het jaartal 1664. Vijftien meter hoger vinden we een tweede steen met het jaartal 1668. (2) 18de eeuwPrelaat Aug. Van Eeckhout sloot op 2 december 1715 een contract af met Guillelmus Witlockx over de verkoop van den byaert t’synen huyse hangende, beginnende in Csolfaut en eynende in Dlasolre. Het clauwier met de cleppen was in de prijs begrepen. (3) De beiaard bestond uit 37 klokken en woog 9.147 pond. Witlockx nam de klokspijs van de oude beiaard (6.521 pond) over tegen 12 stuivers per pond. Op 27 april 1716 klonk de nieuwe beiaard voor de eerste maal naar aanleiding van de geboorte van de Oostenrijkse prins Leopold-Johannes. (4) Op 8 mei 1718 wijdde Prelaat Van Eeckhout nog drie klokken, toegewijd aan de Heilige Eucharistie, de Heilige Doodstrijd, en de Onbevlekte Maagd Maria. De gieter hiervan is niet gekend. In 1728 kregen de gebroeders Nikolaas en Jozef Chevresons uit Lotharingen opdracht voor zes klokken, die gegoten werden in de kloostertuin van de abdij, kort bij de toren. Vier van deze klokken waren luidklokken, die tevens deel uitmaakten van de beiaard en respectievelijk 3.300, 2.200, 1.800 en 950 pond wogen. Op 1 juni 1749 werden nog twee klokken gegoten door gieter L. Franquin. Een van deze klokken was bestemd voor de toren en was toegewijd aan St. Martinus. In 1756 kocht de abdij een nieuwe trommel. Rond die tijd zijn verschillende uitbetalingen van werken aan de beiaard teruggevonden. Andreas Joseph Van den Gheyn werd op 7 oktober 1771 128 gulden uitbetaald voor klocken. In 1773 werd de kleinste beiaardklok geleverd voor de som van 11-5-0 gulden geleverd. In 1776 en 1777 hergoot Du Mery twee klokken en ontving daarvoor respectievelijk 992-7-0 en 999-9-0 gulden. In 1778 hergoot hij nog een klok. Van deze drie klokken woog de eerste 1.064 en de derde 526 pond. In 1784 werd een klok hergoten voor de som van 64-13-0 gulden. Op het einde van de 18e eeuw hingen er in totaal 47 klokken, waarvan 41 beiaardklokken. Franse RevolutieTijdens de Franse revolutie bleef ook de abdij niet van plunderingen gevrijwaard. In 1796 werd de beiaard opgeëist en gesmolten.(5) De toenmalige pastoor E.H. Norbertus Heylen schreef: Eerst hebben sij 1 decreet uyt gegeven, dat al de klepels uyt de klocken gedaen moesten worden: dan hebben sij reflexe gaen maeken, dat men met haemers etc. de klocken ook kost doen klinken; sij hebben dan een tweede decreet gegeve, dat men over al al de klocken weg moest haelen. […] Tot Grimberghen, welke proche leelijk in de neus was ter oorsaecke van de plunderinge van den generael La Paillière, heeft men leelijk gehandelt in den toren: daer waeren 47 klocken waervan 41 dienden voor den Beyaert; als die moesten gaen afgedaen worden, bemoijde den generael sig daer mee: bij den Smet en Timmermans, van den agent aangestelt, voegde hij sijn brekers en gaf order, dat men al de klocken d’een op d’ander moest laeten vallen in den grond van den toren; waardoor die klocken in stucken moesten vallen; als sij die stucken droegen naer waegens, vonden sij de grootste klock op een naer geheel en ongeschonden; aenstonds gink den Smet roepen den agent, die wat geld presentede aen de brekers, als sij die klock mogten begraeven onder in den grond, waer sij lag…(6) In juli 1802 mochten de burgemeesters naar de Caudenberg hun klokken komen ophalen als deze nog bestonden. Werd er niets teruggevonden, dan kreeg men een klok van een gesupprimeert klooster tegen een kleine vergoeding. Zo keerde de burgemeester terug met een klein klokje van een of ander klooster. Nadat men dit klein klokje in de toren had gehangen, duurde het nog drie weken voor men de verborgen klok opgroef en terughing in de toren. “Alles wel g’arrangeert sijnde, hadden wij nog al een schoon geluijd en 1 klaeren slag voor de uren…”(7) In 1830 werd deze klok hergoten door Andreas Louis Van den Gheyn (1758-1833) uit Leuven, die nog twee nieuwe klokken goot. De grootste woog 2808,5 pond, de tweede 1167,5 en de kleinste 681,5. Op alle drie stond midden op de klok het wapen van Graaf de Villers. Derde beiaard (1928)Na meer dan een eeuw zonder beiaard wilde de gemeente Grimbergen een nieuwe beiaard, die een feestgeschenk moest zijn van de gemeente aan de abdij ter gelegenheid van het achtste eeuwfeest van haar stichting. De kleinste Van den Gheynklok uit 1830 vormde de basis van de nieuwe beiaard. In januari 1928 maakte Marcel Michiels uit Doornik een bestek voor het leveren van een nieuwe beiaard van 35 klokken met een totaal gewicht van ongeveer 2400 kg.(8) Het prijskaartje bedroeg 89.200,- Bef. Prosper Michiels uit Mechelen schreef een bestek voor een nieuw klavier, gemaakt volgens de maten van het Mechels klavier en aanduidingen van Denyn. De prijs bedroeg 14.950,- Bef. Jef Denyn was bij het eerste onderhoud met de burgemeester aanwezig. Moeilijkheden bij het inzamelen van geld noopte burgemeester Van Campenhout zijn bestelling steeds uit te stellen, tot hij op 6 mei schreef: “Eindelijk zal ik […] mogen bestelling doen van den Beiaard voor Grimberghen op voorwaarde dat hij in orde is en gereed om bespelen tegen 8 July 1928 dus voor onze feesten.” Marcel Michiels bevestigde dat indien er niets tussenkwam, alles tegen de gestelde datum klaar zou zijn. Op 12 Juni 1928 schreef Jef Denyn: “De inhuldiging heeft plaats op zondag 8 Juli – om dit mogelijk te maken moet gij, de klokgieter, de beiaard plaatsen tegen zaterdag acht dagen, te zeggen 23 juni aanstaande…” Zes dagen later schoot Jef Denyn letterlijk in een Franse colère: “Votre conduite devient vraiment une enigme – ces promesses de parfaire tel et tel ouvrage et ne jamais tenir votre parole […] Le Bourgmestre de Grimberghen craint de perdre les subsides promis si cette affaire n’arrive pas à solution.” (9) In een nieuwe brief op 20 juni kreeg Marcel Michiels opnieuw een veeg uit de pan: “Dat ge die zaak bijtijds niet in regel brengt dat had ik U voorspeld en voorzien. Ik schrijf aan den burgemeester ge zijt te klein geinstalleerd ja! […] De tijd gaat voorbij- en hoor je goed! De tijd van beiaarden te maken zal ook voorbij gaan. God dank morgen of overmorgen nog niet doch ’t zal!”(10) Dit was voor België een profetische uitspraak. De burgemeester van Grimbergen smeekte om een oplossing, want de programma’s van de feestelijkheden waren al gedrukt. Uiteindelijk beloofde Jef Denyn dat men het opus 1 van Michiels, de privé-beiaard van Jan Donnes voor de feestelijkheden in de toren zou hangen. (11) Het achtste eeuwfeest der Stichting van de Abdij der Norbertijnen kon beginnen. Tussen 8 en 22 juli werden zes beiaardconcerten gegeven door Jef Denyn, Staf Nees en Jan Donnes. Toen het feest achter de rug was, was het einde van de problemen nog niet in zicht. Op 11 augustus 1928 vroeg Marcel Michiels aan de burgemeester van Grimbergen nog niets aan te kondigen, want het gieten van vijf kleine klokken was mislukt. Er is correspondentie over en weer over de keuring van de beiaard en op 1 oktober 1928 schreef Jef Denyn: “Ik bracht bezoek aan den Heer Michiels te Doornik en heb daar schoone klokken van Grimberghen ontmoet. Doch er is nog geen spraak van dien beiaard te keuren!” Op 30 oktober 1928 meldde Marcel Michiels dat het ende November zou kunnen zijn. Er volgde een regelmatige briefwisseling zonder veel resultaat, getuige een citaat uit een brief van Jef Denyn gericht 5 februari 1929: “Wanneer toch krijgen wij die tijding voor komen te keuren?..”. De burgemeester was ten einde raad en vroeg: “…hoelang zal het nog duren dat de Grimberghenaars hunnen Burgemeester kunnen belachelijk maken met een Beiaard die doof is, en waarvoor nog steeds geld moet verwacht worden wanneer men zeker is dat het komt. Allo Mijnheer maak er nu eens een einde aan.”(12) In juni 1929 kon Prosper Michiels eindelijk de beiaardtractuur installeren. Toch was het nog niet gedaan, want er waren klokken afgekeurd en Marcel Michiels schreef op 12 juli 1929: “J’ai remplacé trois cloches que vous aviez jugées défectueuses et j’ai revu soigneusement toutes les autres cloches.” Niettegenstaande alle problemen verdedigde Jef Denyn toch de Belgische belangen ten voordele van de Engelse gieterijen en overtuigde tijdens een vergadering de gemeentelijke autori-teiten van Enkhuizen en de commissie Orgel en Beiaardraad in Nederland om in augustus naar de beiaard van Grimbergen te komen kijken. (13) Op 4 augustus 1929 werd de beiaard ingehuldigd. De parochiale kroniek 1929 schrijft: “De Beiaardinhuldiging lokte weerom eene massa volk naar hier. ’t Was één gesnor van Auto’s en autobussen en tegen 4 uur reeds waren de straten rondom de kerk gansch bezet… Om 5 uur deed Meester Jef Denyn de klokjes klinken en ’t was met godvruchtige aandacht dat zijn spel werd aanhoord, toegejuigd door de duizenden luisteraars. Om 8 uur was het de beurt van beiaardier Donnes die de avondlucht deed trillen onder zijn kunstig klokkenspel en de klanken deed neerritselen als vallende blaren of droppelen als ’t water uit een fontein in een kristallen vaas! Klinke steeds dat beiaardspel Gode ter eere.”(14) Hiermede was opus n° 3 van Michiels een feit en had Grimbergen zijn derde beiaard. StemmingsproblemenUit het voorgaande mogen we afleiden dat de gieterij Marcel Michiels te Doornik met niet te onderschatten productieproblemen, maar ook met stemproblemen te kampen had. Dit laatste blijkt uit een schrijven dd. 1 oktober 1929 van Denyn aan Michiels: “…que vous accordez les quelques cloches de l’octave basse du carillon pour en faire une oeuvre absolument digne de votre firme.” Van Geyseghem omschrijft het stemprobleem later in een brief aan Pater J. Feyen dd. 25 maart 1956: “Men vergete niet dat het eerste of tweede opus is van M. Michiels. In dien tijd stemde hij enkel de 1ste en 2de partiaal gelijk dit ook blijkt uit de grafiek (opgemaakt door Fa. Horacantus op 12 januari 1956): zelfs in 1946-1948 stemde hij zo en zelfs in 1953 was hij niet gevorderd; alhoewel ook hij reeds de kwinten in aandacht nam. Eerst en vooral stemde hij op La=435 en de afmetingen werden uitgevoerd met een toestel op La=440 gebouwd. Rekent men de afwijkingen volgens 440-25 cents=433,69 Hz: dan ziet er de stemming wat beter uit. Hij heeft zich dus goed aan A=435 gehouden.”(15) Directeur Boon van Horacantus schreef op 31 augustus 1956: “Het wetenschappelijk onderzoek (in de grafiek weergegeven) bewijst inderdaad dat deze klokken vals moeten zijn en onmogelijk harmonieus kunnen samenklinken. De meeste gewichten en diameters zijn verkeerd, terwijl de stemming bijzonder tegenvalt, daar de klokkenkunst in de tijd dat deze beiaard gemaakt werd veel verder stond dan hier gepresteerd werd. Denk even aan de Engelse en Franse gieters van die tijd[…]Ziedaar dus wetenschappelijk verklaard de reden waarom het oor, geoefend of niet, de grote en menigvuldige imperfecties waarneemt bij het beluisteren van de beiaard van Grimbergen… Zelfs de leek, die de beiaarden van Lokeren en Herzele gehoord heeft, krijgt een pijnlijk gevoel bij het beluisteren der klokken van Grimbergen…”(16) Toch waren anderen een andere mening toegedaan. Op 25 juli 1938 schreef een zekere Luca Rizzardi aan de pastoor van Grimbergen: “A partir de Décembre prochain, l’I.N.R. français émettra une série de causeries sur les plus fameux carillons de Belgique. Grimberghen est du nombre.” (17)
|
Sint-Bartholomeuskerk Geraardsbergen
Geschiedenis van de beiaard van Geraardsbergen15e eeuwDe kerk van Onze-Lieve-Vrouw-ter-Markt, pas in de 16de eeuw Sint-Bartholomeuskerk genoemd, bezat reeds in 1454 een uurwerk met enkele klokken. De oudst bewaarde klok van de Sint-Bartholomeuskerk is de Mariaklok, gegoten in 1428. Het gotische opschrift luidt: “+ maria es mien name miin nut sii gode bequame – yan Vrane maectte mii te Bruesele so woent hii m cccc xxviii”. Op de flank van de klok staat in grote letters “Van Goes”, reden waarom sommige bronnen de gieter deze naam toeschrijven. 16e eeuwIn het begin van de 16de eeuw werd in de verruimde kerk ook het aantal klokken uitgebreid, met bewegende beelden van Adam en Eva en Kaïn en Abel.1 In de huidige beiaard hangen nog twee klokken van 1588 (e2-gis2). Op de e2-klok staat “+ Me fecit Mr ioannes grongnat : in vsvm eclesiae gerardimontis 1588”. Op de andere klok staat het jaar 1588; de bovenversiering is identiek en men mag dus veronderstellen dat ze ook door Grongnart uit Mons gegoten werd. 17e eeuwVerder zijn een aantal klokken gegoten door de familie Tordeur uit Nijvel. De twee oudste Tordeurklokken (c2-d2) werden gegoten in 1601 door Thomas Tordeur. In 1631 werd een klok aangekocht, vermoedelijk de Sint-Bartholomeusklok, die 3.300 pond woog. Zijn zoon Jan I goot in 1637 de Petrus en Paulusklok (dis1). Er zijn nog twee klokken van 1652, maar de gieter is onbekend. Volgens Rottiers waren ze ook van Tordeur.2 18de eeuwIn 1730 werd de beiaard uitgebreid met acht klokken van Antoine Bernard, ter plaatse gegoten. Er werd 200 pond klokkenspijs aangekocht uit Brussel.3 Ook het uurwerk en het automatisch speelwerk werden aangepakt door J.J. Anvion, horlogemaker uit Soignies. In 1731 goot Bernard nog één extra klokje,4 dat in 2000 werd vervangen door Eijsbouts. Eerder, in 1728, had ene Drouot enkele beiaardklokken gegoten voor de stad. Waarschijnlijk gaat het hier om Antoine Drouot, een streekgenoot van Bernard uit de Haute-Marne in Frankrijk.5 Er werd een sponsorlijst opgesteld waarop men kon intekenen. Pieter Schepers, beiaardier van Gent, zorgde voor “het accorderen van onsen nieuwen baijaert” oftewel de aansluiting aan het klavier.6 Dumery goot minstens twee klokken voor Geraardsbergen, één in 1750 en één in 1762. In 1766 werd de Sint-Bartolomeuskerk geplunderd. In 1778 barstte de grote klok (Bartholomeus). Ze werd in 1779 ter plaatse hergoten door vader en zoon Van den Gheyn en woog 4.000 pond. De tekst staat in het Latijn en klinkt vertaald als volgt: “Gemaakt en gegoten op kosten van de gemeenschap, gedurende het stadsbestuur van 1778-1779. Tot meerdere glorie en eer van God, zijn moeder en de H. Bartholomeus, patroon van deze kerk en stad. Andreas Jozef Van den Gheyn en Andreas Ludovicus, vader en zoon, maakten mij te Geraardsbergen.” Op het einde van de 18de eeuw wilde de Franse overheid het merendeel van de klokken in beslag nemen. Op 11 november 1798 liet het stadsbestuur de klepels uit de luidklokken en de beiaard nemen en de rammel stilleggen. Enkel de zwaarste klok mocht blijven luiden. Vervolgens wilde de Franse commandant de klokken naar beneden laten halen. De plaatselijke verantwoordelijke antwoordde hierop dat de klokken deel uitmaakten van de beiaard en dus niet naar beneden gehaald moesten worden. Hierdoor uitstel krijgende, werden de klokken van de smeltkroes gered.7 19de eeuwIn 1820 goot De Moor één klok, die in 2002 vervangen werd. 20ste eeuwIn 1939 hergoot Marcel Michiels uit Doornik 12 klokken, waarvan er na de huidige restauratie nog maar vijf overschieten. In 1952 schreef Jef Rottiers:8 “De beiaardier, die zijn arbeid een verdieping lager te verrichten heeft, kan er de klokkenklank niet in voldoende mate waarnemen, wat voor een goede prestatie weinig bevorderlijk is. […] Het uitstekend klavier wordt al te weinig aangesproken. Wellicht zou zulks niet het geval zijn moest de klankzuiverheid van deze beiaard meer voldoening schenken.” Op 15 maart 1954 barstte de “Adrianus” van Jan Tordeur uit 1637 tijdens het luiden. Ze werd hergoten door Georges Slegers uit Tellin in 1956, en woog na hergieting 750 kg i.p.v. 800 kg. In 1964 werd de beiaard uitgebreid tot 38 klokken. In dat jaar hergoot François Sergeys een Michielsklok. Eind 1966 werd het automatisch spel vervangen door een ponsbandspeelwerk met elektro-magnetische hamers. De typische, ronde hamers van Clock-o-matic uit die periode zijn nog op oude foto’s te zien. In 1977 schreef Constant Versichel:9 “Het stokkenklavier is door verwaarlozing niet meer te gebruiken. Alleen het elektronisch pianoklaiver kan laten vermoeden hoe deze beiaard in werkelijkheid zal klinken als de stad aan de restauratie toe is.” Vanaf 1976 waren er inderdaad plannen om de beiaard te restaureren, onder impuls van Adam Verschaffel (1912-1996). Pas in 1980 werd 62.500 euro (2,5 miljoen BEF) uitgetrokken voor een grondige restauratie en uitbreiding van de beiaard door Eijsbouts. Jos D’hollander was adviseur. De oorspronkelijke klokken werden in februari 1981 uit de toren gehaald en herstemd. Een groot deel van de historische klokken kreeg verticale groeven om te ‘ontzweven’. Samen met de nieuw gegoten klokken werden ze in april 1981 opnieuw in de toren gehangen. De inhuldiging vond plaats op 7 juni. Omdat de stad sinds mensenheugenis geen eigen beiaardier had, bleef het klavier gedurende twee jaar onaangeroerd, ondanks de oprichting van een beiaardcomité o.l.v. Verschaffel. Vanaf 1983 werden er jaarlijks zomerconcerten georganiseerd door het beiaardcomité, maar de stad maakte geen geld vrij voor onderhoud. Wel kwam er in de plaats van het ponsbandensysteem dat “meer niet dan wel werkte”10 een computergestuurd automatisch spel in 1986 voor de prijs van 230.860 BEF.11 Vanaf 1991 werd Aimé Lombaert opgenomen in het beiaardcomité. Dat jaar werd er slechts één concert uitgevoerd wegens geldgebrek en uit protest tegen de vervallen toestand van de beiaard. In 1996 werd het automatisch spel opnieuw geprogrammeerd zodat de klokken slechts om het half uur speelden ipv elk kwartier. Huidige toestandIn 2000 barstten twee anonieme klokjes (dis4 en e4), en het enige Bernardklokje uit 1731 (f4). Ze werden vervangen door Eijsboutsklokjes. Dit vormde de aanzet tot het vervangen van het hele derde octaaf. Volgende historische klokken werden vervangen: een Bernardklok uit 1730, een Dumeryklok uit 1750, een De Moorklok uit 1820, zes Michielsklokken uit 1939, een François Sergeysklok uit 1964, en vier anonieme klokjes zonder jaartal. De vervangen klokken zullen in een museum terechtkomen. De inhuldiging van de beiaard vond plaats op 26 oktober jl. BesluitDit is het eerste artikel waarin grondig ingegaan wordt op de geschiedenis van de beiaard van Geraardsbergen, met belangrijke ontdekkingen: Antoine Bernard als klokgieter van de anonieme klokken uit 1730-1731, en de beiaardiers Philip en Jan Sper uit de 18de eeuw. Toch zijn er nog veel leemtes op te vullen, omdat van sommige cruciale jaartallen de jaarrekeningen niet bewaard zijn. De beiaard van Geraardsbergen heeft haar grote bloeiperiode in de 17de en 18de eeuw gekend, zoals de meeste historische beiaarden. In de 20ste eeuw werd de beiaard stiefmoederlijk behandeld, en zonder initiatief van Adam Verschaffel zou dit nog steeds een feit zijn. Tot op de dag van vandaag is er geen stadsbeiaardier ingeschreven in de personeelsdienst van de stad. Wel fungeert Aimé Lombaert sinds 1991 als stadsbeiaardier van Geeraardsbergen. De beiaard, waarvan de eerste twee octaven uit klokken van 11 verschillende gieters bestaan, aangevuld met Eijsboutsklokken in het derde en vierde octaaf uit 4 verschillende gietjaren, is een merkwaardige potpourri. Herstemmingen ten spijt klinkt het basoctaaf nog steeds onzuiver, maar de algemene klank is wel aangenaam. Het zou mooi zijn als de trots van de Giesbergenaar over zijn Manneke Pis gedeeld zou worden met de beiaard, die historisch niet alleen minstens zoveel waard, maar ook muzikaal waardevol is. Wekelijkse bespelingen in vast dienstverband zouden dan ook een minimum mogen zijn voor een stad die vroeger twee beiaarden herbergde. Speciale activiteitenOp 16 juni 1990 oganiseerde het beiaardcomité van Geeraardsbergen een interpretatiewedstrijd voor beiaardiers, genaamd “De zilveren klepel” die tweejaarlijks zou plaatsvinden. Het bleef echter bij een eenmalige wedstrijd. Curiosa
Tekst: Liesbeth Janssens |
Sint-Martinuskerk Genk
Geschiedenis van de beiaard van GenkLuidklokkenTot voor 1960 had Genk nooit een beiaard. Wel had de kerk tot vóór de Franse Revolutie vier luidklokken: de Sint Martinusklok (1728), de Sint Annaklok (1639), de Johannesklok (?) en het Angelusklokje (1787). De laatste twee werden n.a.v. de Franse Revolutie stukgeslagen en meegenomen. In 1806 kwam er een nieuwe Johannesklok, gegoten door Peter Boitel uit Millen bij Tongeren. Tijdens de Duitse klokkenroof in 1944 werd de Johannesklok opnieuw stukgeslagen en meegenomen. De Sint Martinusklok werd naar Hamburg gevoerd en kwam in 1946 gebarsten terug. Enkel de Sint Annaklok uit 1639 mocht blijven hangen. Beide klokken werden in 1960 hergoten om in de beiaard gebruikt te worden. BeiaardIn oktober 1944 legde een Amerikaans bombardement per vergissing het stadscentrum van Genk in puin, waaronder de Sint-Martinuskerk. De kerk werd gesloopt en werd tussen 1950 en 1953 herbouwd met geld van de steenkoolmijnen, met een toren waarin ruimte voorzien werd voor een beiaard. Toen het gemeentebestuur van Genk tijdens de Wereldtentoonstelling van 1958 in Brussel de beiaard in het paviljoen ‘Vrolijk België’ opmerkte, wilde zij een gelijkaardige klokkenspel. Op 14 april 1959 werd er een overeenkomst gesloten met de firma P. Bauwens-Goossens uit Gent over de levering van een beiaard met vijf luidklokken, uurwerk, automatisch spel en een oefenklavier, voor een bedrag van 1.568.800 BEF (3900 euro). De beiaard bestond uit 52 klokken, met een c1 als basklok. De omvang bedroeg c1-d1-e1-chromatisch-f5. De klokken werden gegoten door Petit & Fritsen uit Aarle-Rixtel, Nederland. Staf Nees was adviseur. De eerste vijftien klokken kregen een opschrift: buiten de luidklokken op naam van Maria, Martinus, Anna en Johannes, kreeg elke parochie en hulpkerk een speciale klok met naam en patroonheilige en stichting der parochie op. De wijding gebeurde op 3 april 1960. Op zondag 24 april werd de beiaard ingehuldigd door Staf Nees en Leen ’t Hart. Later op de avond speelden de Limburgse beiaardiers René Peeters uit Eisden en René Vanstreels uit Hasselt. Jos De Greeve, directeur van de muziekacademie van Genk sloot de dag af. Beiaardiers
Jos De Greeve (1912-1974), die af en toe op de beiaard van Diest speelde, werd de eerste beiaardier van Genk. Hij overleed in 1974. Verschuiving dispositieOmwille van een lekkend dak was het klavier aan vervanging toe. In 1989 werd een nieuw klavier geleverd door Clock-o-matic. Op de aanvraag voor een bes1 en es1, werd negatief geantwoord. Daarom besliste beiaardier Jos Wouters om de beiaard een toon omhoog te transponeren. Het oude klavier bevindt zich nog in de toren. In 1992 werd de ruime cabine opnieuw aangekleed met hout en nieuwe vensters. Het elektrische trommelspeelwerk werd vervangen door een computer. Historische curiosaTijdens opgravingen die men na de oorlog verrichtte, vond men een klokkenoven en twee kernen in de oude kerk. De ene kern had een diameter van 117,5 cm en zat 2,10 meter diep; de ander had een diameter van 106 cm en zat 1,80 meter diep. De klokkenoven lag in de as van de kerk, gedeeltelijk in de kerk en tegen de toren. De afstand van de klokkenoven tot de kernen was respectievelijk 4 en 6 meter. De Sint-Annaklok en vermoedelijk ook de Sint-Martinusklok werden hier in 1639 hergoten. Merkwaardige feitDe vroegere Sint-Martinusklok, die van voor 1624 dateerde, werd in 1728 hergoten door Antoine Bernard van Neufchateau. De klok kreeg meteen een macabere bijklank, want toen ze op 18 augustus 1728 in de kerk hing om gewijd te worden, kwam ze terecht op weduwe Maria Priemers-Van Hengel die verpletterd werd. BibliografieJos WOUTERS, Klokken en beiaarden in Genk, Koninklijke Beiaardschool ‘Jef Denyn’, 1978 Gilbert HUYBENS, Beiaarden en torens in België, Gemeentekrediet, 1994, p. 97 |